WO&O

Internationale staf vreest ontslag

Meer Nederlandstalige opleidingen, minder buitenlandse studenten. Internationale docenten weten uit welke hoek de wind waait, maar wat het betekent voor hun positie is nog ongewis. Verliezen ze hun baan als Engelstalige opleidingen worden gesloten? “Sommigen kunnen er niet meer van slapen en zitten tegen een burn-out aan.”

Tekst Bea Ros - Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

verengelsing

Universiteiten hebben in februari afspraken gemaakt over het vergroten van het aantal Nederlandstalige bachelors. Beeld Ivo de Boer en Peter van Dorst

"Er waait een andere wind. Dat merkt Juliette Alenda-Demoutiez, universitair docent economie aan de Radboud Universiteit. “Ik voel de verandering in atmosfeer.  En dan ben ik in de ogen van het nieuwe kabinet nog een goede migrant. Ik kom uit Frankrijk en ben dus EU-burger en wit. Maar ik hoor verhalen van collega’s van buiten de EU die zich steeds meer bedreigd voelen. Ze krijgen in studentenevaluaties bijvoorbeeld kritischer beoordelingen dan westerse medewerkers. Heel veel mensen maken zich zorgen over hun positie en toekomst aan een Nederlandse universiteit.”

Samen bereiken we meer! Sluit je aan bij de AOb

Voor dit artikel spraken we enkele medewerkers van de Radboud Universiteit. Die is weliswaar geen voorloper in het nieuwe internationaliseringsbeleid, maar juist daarom exemplarisch voor de stand van zaken. Van de 38 Nijmeegse bacheloropleidingen zijn er 14 Engelstalig (37 procent, landelijk is dit 30 procent). Ook Alenda’s ervaringen zijn exemplarisch, blijkt uit onderzoek dat zes universiteitsbladen eind 2023 uitvoerden onder 1330 studenten en medewerkers in Groningen, Utrecht, Nijmegen, Delft, Wageningen en Twente. Ruim 70 procent van hen voelde zich (zeer) welkom toen ze naar Nederland kwamen. Eind vorig jaar was dat geslonken naar 55 procent. Het percentage dat zich (zeer) ongewenst voelt, steeg juist van 16,5 naar 25.

Zelfregie

Begin 2023 werd een motie van Pieter Omzigt - toen nog partijloos Kamerlid - om Nederlands weer onderwijstaal te maken, breed gesteund. Een jaar later was er de motie van NSC-Kamerlid Rosanne Herzberger waarin universiteiten en hogescholen werden gesommeerd het aandeel Engelstalige opleidingen stevig terug te dringen. En eind mei stuurde toenmalig minister Robbert Dijkgraaf het wetsvoorstel Internationalisering in balans naar de Kamer. Daarin wordt geregeld dat de doelmatigheid van alle anderstalige bacheloropleidingen getoetst moet worden. Het verklaart de gure wind die internationale medewerkers voelen.

De angst voor het niet verlengen van tijdelijke contracten is wel terecht

Om de regie in eigen hand te houden, hebben de universiteiten in februari afspraken gemaakt over het vergroten van het aantal Nederlandstalige bachelors en het beheersen van de buitenlandse instroom. Elke universiteit beloofde zelf uit te werken wat dit lokaal betekent. Alleen liggen die plannen nog nergens op tafel. Alenda, lid van de Nijmeegse ondernemingsraad, vindt dat gezien de onrust onder medewerkers onbegrijpelijk. “We zouden willen dat universiteiten positie nemen en zeggen: we zullen onze internationale staf beschermen. Dat ontbreekt nu.”

Met het verhelderen van het taalbeleid is niets mis, vindt Arnoud Lagendijk, hoogleraar sociale geografie aan de Radboud Universiteit en AOb-bestuurder. Want hij ziet op dit vlak nogal wat “achterstallig onderhoud”. Officieel is zijn universiteit nu tweetalig: alle documenten voor medewerkers en studenten zijn in het Engels en Nederlands beschikbaar. De colleges zijn in het Engels of Nederlands en de voertaal voor vergaderingen is bij voorkeur Nederlands of gebaseerd op lingua receptiva: Ieder spreekt de eigen taal, maar heeft voldoende passieve kennis van de andere taal om elkaar te kunnen verstaan. Maar in de wandelgangen en bij de koffieautomaat is de voertaal toch vaak Engels, merkt Lagendijk. “In de praktijk is het lastig om een meertalige omgeving te creëren. Ik heb internationale collega’s die een button dragen met ‘spreek Nederlands met mij’, omdat ze anders de taal nooit leren.”

Taalvaardigheid

Geen Engels - of straks Nederlands - als lingua franca, maar een meertalige cultuur met lingua receptiva als motto is het huidige basisprincipe in Nijmegen. Maar welke eisen universiteiten straks gaan stellen aan de taalvaardigheid is onduidelijk. In hun zelfregie document staat: ‘voor internationale staf zullen taaleisen ingevoerd worden en cursussen aangeboden worden om een minimumniveau Nederlands te beheersen’.

Maar wat is ‘een minimumniveau’? Het maakt nogal uit of je alleen mee moet kunnen praten tijdens vergaderingen, in een-op-een contact met studenten of dat je colleges in het Nederlands moet geven. En nee, zegt Alenda, de vaak gemaakte vergelijking (bijvoorbeeld door Kamerlid Herzberger) met het geven van Engelstalige colleges gaat niet op. “Engels is niet mijn moedertaal, maar ook niet die van de studenten. Dat wordt straks anders: dan moet ik Nederlandse colleges geven aan native speakers. Dat is wel haalbaar, maar vraagt een andere aanpak en kost meer tijd.”

Nederlandse colleges geven aan native speakers vraagt het hoogste taalniveau

Om goed college te kunnen geven moet de docent minimaal C1-niveau hebben, en volgens het huidige taalbeleid zelfs C2, ofwel near native, het hoogste niveau dat anderstaligen kunnen bereiken. “Het kost minstens drie tot vijf jaar om dat niveau te halen”, vertelt Hanneke Wentink, manager Nederlands van talencentrum Radboud in'to Languages. In eerdere artikelen over deze kwestie staat dat het 2000 uur zou kosten, maar zo’n concreet getal valt onmogelijk te geven, aldus Wentink. “Het verschilt per persoon en hangt onder meer af van hoeveel Nederlands mensen buiten de cursus spreken, of ze al een andere westerse taal hebben geleerd en hoeveel taaltalent ze hebben.”

Kostbaar

Alenda is bezig Nederlands te leren, omdat ze de taal wil spreken van het land waar ze woont en om haar werk in de ondernemingsraad goed te kunnen doen. Ze zit nu op B1-niveau. Ze vraagt zich af hoe haar afdeling in vredesnaam de klus moet klaren om straks voornamelijk Nederlandstalig onderwijs te verzorgen. “Daar hebben we helemaal de capaciteit niet voor. Het zal heel kostbaar worden om onze internationale medewerkers snel taalvaardig genoeg te maken. Onze Nederlandse collega’s alle colleges laten verzorgen terwijl wij de taal aan het leren zijn, kan ook niet.”

Mede om die reden heeft de AOb gepleit voor meer tijd. Volgens de nieuwe wet moet alles in twee jaar geregeld zijn, maar dat is allesbehalve realistisch. Maak daar minstens vijf jaar van, stelt de bond. Wentink noemt nog een reden om ruimer de tijd te nemen: “Landelijk is er een groot tekort aan docenten Nederlands als Tweede Taal (NT2). We moeten nu soms al een cursus annuleren, omdat we geen docent kunnen vinden.” Als straks alle internationale medewerkers op taalcursus moeten, kunnen de universitaire talencentra onmogelijk in die vraag voorzien.

In het wetsvoorstel krijgen de arbeidsrechtelijke gevolgen voor het personeel nauwelijks aandacht.  Want wat gebeurt er als een Engelstalige opleiding opgeheven wordt? Worden internationale medewerkers die de taal onvoldoende spreken dan ontslagen? Alenda heeft een vast contract en maakt zich over haar eigen baan nog geen zorgen. Maar ze ziet hoe gestrest haar collega’s met een tijdelijke aanstelling zijn. “Sommigen kunnen er niet meer van slapen en zitten tegen een burn-out aan, omdat ze alleen nog maar kunnen denken: mag ik blijven of moet ik weg?”

Andere taken

Lagendijk verwacht dat het niet zo’n vaart zal lopen. “Bij lang niet iedereen staat in het contract dat ze Nederlands moeten leren, al is er meestal wel een afspraak gemaakt. Het kan een ontslaggrond zijn als je de taal niet leert, maar dat is een kwestie van jaren. Als iemand verder goed functioneert, kun je mensen ook andere taken geven. Ook in een Nederlandstalige bachelor mogen straks nog steeds enkele cursussen Engelstalig zijn.”

Hij erkent wel dat dit voor mensen met een tijdelijke aanstelling anders kan liggen, zeker nu universiteiten ook fors moeten bezuinigen. “Taal zal nooit de expliciete reden zijn, maar de angst voor niet verlengen van het contract is wel terecht. Al hoop ik dat dat niet gebeurt.”

Voor bachelor in vreemde taal is toestemming nodig

Binnen de Wet internationalisering in balans is de norm ‘Nederlands, tenzij’. Universiteiten moeten straks toestemming vragen om een bacheloropleiding in een andere taal aan te bieden. De minister gaat dat beoordelen met de zogeheten doelmatigheidstoets anderstalig onderwijs. Redenen om toch voor Engels te mogen kiezen zijn: regionale omstandigheden, behoeftes op de arbeidsmarkt, hoe uniek een opleiding is en de internationale positionering. 

Tijdens een rondetafelgesprek over het wetsvoorstel dat half juni in de Tweede Kamer plaatsvond, uitte Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit, de vrees dat universiteiten heel creatief alle uitzonderingsgronden zullen aangrijpen om hun Engelstalige opleidingen in de lucht te houden. De nieuwe wet biedt daar alle ruimte voor, vindt zij.

Agnetha Fischer, decaan van de faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen UvA, vreesde dat de toets een enorme kostenpost wordt. De Onderwijsraad plaatste in begin februari ook al vraagtekens bij de uitvoerbaarheid. ‘De beoogde doelen van de toets staan niet in verhouding tot de administratieve lasten ervan.’ Bovendien is de toets in strijd met de rechtszekerheid: ‘hogeronderwijsinstellingen (en docenten, onderzoekers en studenten) zullen voortdurend in onzekerheid verkeren of een opleiding in bestaande of aangepaste vorm kan voortbestaan’, schrijft de raad.