Alle

Inspectie: prestatieverschillen scholen te groot

Tussen scholen met dezelfde soort leerlingen bestaan grote prestatieverschillen. Te groot, vindt inspecteur-generaal Monique Vogelzang. Zij maakt zich vooral zorgen over het basisonderwijs.

Tekst Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

“Hoe meer je bij de start in het schoolsysteem meekrijgt, des te beter de vervolgstappen”, zegt Vogelzang. “Leerlingen die daar tekort komen, hebben minder kansen. Zo laten wij talent verloren gaan.”

In de Staat van het Onderwijs, het rapport dat zojuist verscheen, focust de Onderwijsinspectie dit jaar op de grote verschillen tussen scholen. Zo komt het voor dat in één wijk of binnen één bestuur leerlingen tien tot twintig punten hoger scoren op de eindtoets. In het voortgezet onderwijs haalt bij vergelijkbare scholen in het ene geval 100 procent het examen, op de andere zakt een kwart.

Het gaat hier niet om de kloof tussen zwakke of excellente scholen, maar simpelweg om alle scholen die een gemiddeld goede kwaliteit leveren.

In Nederland, met het gevarieerde onderwijssysteem, zijn volgens de inspectie de kwaliteitsverschillen tussen scholen in het basis en voortgezet onderwijs het grootst van alle Oeso-landen. Een trend is er niet te ontdekken: Het gaat om achterstandsscholen, maar ook om scholen met een volledig autochtoon publiek, openbare en bijzondere scholen, maar ook klassieke scholen en vernieuwers.

“Het heeft te maken met focus en ambitie”, zegt Monique Vogelzang. “We zien bijvoorbeeld dat in brede brugklassen een groep scholen les gaat geven op het laagste niveau van de groep. We zien de verschillen ook binnen één schoolbestuur terug. Dat duidt er op dat scholen niet scherp hebben waar ze staan en wat hun ambitieniveau voor hun leerlingen zou kunnen zijn.”

Wat kunnen scholen en besturen daar aan doen?

“Ze moeten samen hun gegevens goed analyseren en prioriteiten stellen. Wij zien in jaarplannen soms erg veel prioriteiten staan, terwijl het verstandiger is om te focussen en doelgericht te werken aan kwaliteitsverbetering. De kerntaak van de school is weten waar je staat. Weten wat je kinderen meegeeft.”

Wat is er aan te doen. Gaat de inspectie panklare analyses aanleveren?

“Besturen hebben al veel gegevens in huis en kunnen met magister of leerlingvolgsystemen al veel eigen analyses maken. In de toekomst willen we graag nog meer gegevens aan scholen kunnen terug leveren. En vanuit het vernieuwde inspectietoezicht gaan we de nadruk leggen op de visie en ambitie van besturen en scholen en hoe ze die in de praktijk vorm geven.

Bij een kleine groep achterstandsscholen gaat het echt mis.

“Ja, die krijgen te maken met een opeenstapeling van problemen. Populatieverschuivingen in de buurt, de straatcultuur komt de school binnen, agressie, hoog ziekteverzuim bij het personeel, lage schoolprestaties. Zo’n school kost het ook moeite om nieuw personeel aan te trekken: niemand wil er meer werken. De eerst verantwoordelijke is dan het bestuur, maar die lukt het niet alleen. Andere partijen als de gemeente moeten dan bijspringen. Met hulp en soms met middelen.”

U waarschuwt voor het lerarentekort.

“Dat is een serieus probleem. Er gaan te weinig jongeren naar de pabo om de vervangingsvraag naar leraren basisonderwijs op te vangen. Tegelijk zien we dat de diversiteit op de pabo’s minimaal is. Daar vallen stappen te zetten. Ook scholen willen een betere afspiegeling in hun personeelsbestand. We zien op sommige plaatsen vo-, mbo-instellingen en pabo’s met gezamenlijke initiatieven komen om een meer diverse instroom voor onderwijsgevenden te bereiken, en dat is hard nodig. Niet alleen om meer leraren voor de klas te krijgen, maar ook omdat we zien dat het die groep van jongeren met een niet-westerse migrantenachtergrond veel meer moeite kost om een plek op de arbeidsmarkt te krijgen.”