Inspectie: 'Mbo-scholen moeten meer doen tegen stagediscriminatie'
Mbo-instellingen schieten tekort in het tegengaan van stagediscriminatie. Er is nauwelijks specifiek beleid, meldingen worden niet goed bijgehouden en studenten zijn niet goed op de hoogte. Zij melden discriminatie bovendien niet uit angst voor nadelige gevolgen.
Dit blijkt uit onderzoek van de Onderwijsinspectie naar stagediscriminatie in het mbo, dat demissionair minister Robbert Dijkgraaf vorige week naar de Tweede Kamer stuurde. De inspectie sprak hiervoor met managers, docenten en studenten van dertien mbo-scholen.
Dat stagediscriminatie een probleem is, staat volgens de inspectie vast. Ervaringen van studenten vonden plaats tijdens het zoeken naar een stage en tijdens de stage zelf. Discriminatie vanwege afkomst komt het vaakst voor, zoals een jongen die te horen kreeg: ‘Je bent wel op tijd voor een Surinamer’. Maar studenten werden ook gediscrimineerd op andere gronden zoals leeftijd, beperking, of geslacht: ‘Probeer jij dat [tillen] maar niet want jij bent een klein meisje en die zijn niet zo sterk.’
Weinig zicht
Toch hebben mbo-instellingen weinig zicht op hoe vaak stagediscriminatie werkelijk voorkomt. Dat komt doordat specifiek beleid ontbreekt: zo is er geen duidelijke definitie van wat stagediscriminatie inhoudt. ‘Met als gevolg dat studenten niet precies weten wanneer ze gediscrimineerd worden en het dus ook niet melden’, schrijft de inspectie in haar bericht op de site.
Sommige studenten zien discriminatie zelfs als een gegeven, als iets wat erbij hoort
Meldingen worden niet goed bijgehouden en studenten betwijfelen of er iets met hun melding gebeurt. Ze durven bovendien niets te melden uit angst voor slechte beoordeling of studievertraging. ‘Sommige studenten zien discriminatie zelfs als een gegeven, als iets wat erbij hoort’, aldus de inspectie. Ze roept de scholen op een duidelijk beleid te gaan voeren, en zowel studenten als leerbedrijven hierover goed voor te lichten. Volgens de inspectie is bovendien een omslag nodig naar een cultuur waarin het normaal is om misstanden te melden.
Uitbannen
Minister Robbert Dijkgraaf sloot in februari vorig jaar het Stagepact 2023-2027 af met scholen en leerbedrijven, waarin het uitbannen van stagediscriminatie een van de doelstellingen is. Zo zijn scholen verplicht een laagdrempelig meldpunt in te stellen. In de Kamerbrief schrijft Dijkgraaf dat het onderzoek niets zegt over de resultaten van het stagepact tot nu toe, maar dat hij de aanbevelingen onderschrijft. ‘De conclusies van de Inspectie onderstrepen nogmaals het belang van het Stagepact MBO en laten zien dat een voortvarende aanpak tegen stagediscriminatie noodzakelijk is’.
Met een meldpunt alleen is het probleem niet opgelost
AOb-hoofdbestuurder Andries Knol benadrukt het belang van duidelijk beleid. “Met een meldpunt alleen is het probleem niet opgelost. Het gaat er allereerst om dat studenten hun ervaring met discriminatie durven te melden en vervolgens dat ze goed geholpen worden. En om inzichtelijk te krijgen hoe groot het probleem werkelijk is, moeten de meldingen centraal geregistreerd worden. Nu kunnen meldingen bijvoorbeeld strandden bij de docent of het stagebureau.”
Om scholen in een goede aanpak te ondersteunen, is inmiddels een toolbox ontwikkeld. Bij de FNV kunnen docenten daarnaast een gratis gastles aanvragen om hun studenten goed te informeren over hun stage. Ook stagediscriminatie komt indien gewenst aan bod, vertelt gastlesdocent Arif Bhuttoa: “Er is heel veel vraag naar deze lessen. We gaan in op hoe je een stageplek vindt die bij je past, de rechten en plichten en wat je moet doen als het misgaat. Stagediscriminatie is moeilijk te bewijzen. Mijn tip: bel er altijd achteraan als je niets hoort om te checken of je sollicitatie wel goed is aangekomen. En als je ondanks je inspanningen geen reactie krijgt, kun je beter verder zoeken naar een stageplek die wel tijd voor je neemt.”