Idee: een aanpak die raak is
Hoe ga je om met probleemgedrag? Docent Jelle Koopman deed er onderzoek naar en bedacht er een model voor: Rakis.
Weigeren mee te doen, grof taalgebruik of clownesk gedrag. Het zijn voorbeelden van externaliserend probleemgedrag die passend onderwijs tot een grote uitdaging maken. “Als je inzoomt, gaat het om slechts enkele leerlingen, meestal jongens, waarvan het gedrag van grote invloed is op de rest”, vertelt Jelle Koopman, begeleider passend onderwijs vanuit Altra onderwijs en jeugdhulp. Hiervoor werkte hij als docent lichamelijke opvoeding, zorgcoördinator en loopbaanbegeleider in het vmbo. Hij zag collega’s worstelen en jongeren afhaken en besloot voor de master Special Educational Needs onderzoek te doen naar het omgaan met probleemgedrag. Zijn conclusie: er zijn grenzen, maar ook antwoorden. “Het geven van passend onderwijs is complex. Zomaar een pleister op een probleem plakken, is geen oplossing. Maar je kunt wel kijken naar wat wel werkt.”
"Het geven van passend onderwijs is complex. Zomaar een pleister op een probleem plakken, is geen oplossing", zegt Jelle Koopmaan, begeleider passend onderwijs
Hij ontwikkelde hiertoe de methode Rakis (‘een aanpak die raak is’), waarbij de letters staan voor relatie, afspraken, kennis, inzicht en samen. Alle vijf aspecten zijn volgens hem nodig om goed om te kunnen gaan met probleemgedrag in de klas. “Leraren scoren vaak hoog op de eerste twee, een goede relatie met leerlingen en effectief klassenmanagement. De meeste winst is te halen in de laatste drie. Leraren hebben een groot hart voor hun leerlingen, maar vaak ontbreken kennis en inzicht in hun handelen.”
Gedrag
Leraren hoeven geen gedragsspecialist te worden, benadrukt Koopman. “De kennis is in een team vaak wel aanwezig, maar wordt niet altijd goed benut. Ga aan het begin van het schooljaar bij elkaar zitten om te kijken wat er nodig is en wie waar sterk in is. Voor kennis over stoornissen kun je ook een beroep doen op de intern begeleider of orthopedagoog.”
Daarnaast is inzicht in het eigen gedrag ook van belang. Niet zelden verdwijnen gedragsproblemen als het gedrag van de leraar verandert. ‘Hoe kom ik over’, is een vraag die elke leraar volgens Koopman zijn klas zou moeten stellen. “Uit mijn onderzoek blijkt dat leraren denken dat ze structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid bieden, maar dat leerlingen dit vaak zien als streng en boos”, legt hij uit. “Er is daarbij vaak geen ruimte voor eigen inbreng. Zodra leerlingen zich serieus genomen voelen, gaan ze voor je door het vuur.”
Uit mijn onderzoek blijkt dat leraren denken dat ze structuur, voorspelbaarheid en duidelijkheid bieden, maar dat leerlingen dit vaak zien als streng en boos.
Daar komt ook de ‘s’ van samen om de hoek kijken. “Leerlingen vinden het zelf ook vervelend dat het zo druk is. Als je ze vraagt wat ze nodig hebben om een topklas te zijn, noemen ze vaak dat leerkrachten veel consequenter moeten zijn. Een gezamenlijke aanpak op school met eenduidige regels helpt daarbij.”
Zijn methode is te gebruiken in onderwijsteams, maar ook voor bijvoorbeeld leerlingbesprekingen en collegiale consultaties. Steeds meer leraren zien er volgens hem de voordelen van in. “Via een vragenlijst maak je eenvoudig inzichtelijk hoe het ervoor staat op de vijf aspecten. Het is fijn om te horen waar je supergoed in bent, maar ook waar nog winst valt te behalen. Het is een proces dat niet stopt. Er komen steeds nieuwe klassen met nieuwe leerlingen en nieuwe uitdagingen.”
Veiligheid
Zijn methode biedt antwoorden, maar waar liggen de grenzen? “Zodra de veiligheid in de groep in geding is, moet er ingegrepen worden”, meent Koopman. “Ik kan me voorstellen dat dat het geval is bij vechten of uitschelden met ziektes. Maar waar de grens precies ligt, zullen scholen zelf samen moeten bepalen.”
Natuurlijk zou hij ook het liefst een klas met maximaal 25 kinderen met een assistent zien. “Maar dat is nu niet realistisch. Passend onderwijs is een grote uitdaging, maar ik zie veel klagen en weinig denken in oplossingen. Investeer een gezamenlijke aanpak. Ga wekelijks bij elkaar zitten en bespreek hoe het gaat. Waar loop je tegenaan, hoe staat het met de structuur, waar liggen grenzen? Hierdoor sta je er als leerkracht niet alleen voor en wordt het werk alleen maar leuker.”
Voorkomen dat een kind afhaakt, is zijn persoonlijke drive. “Ik heb veel gesproken met jongeren in jeugdgevangenissen”, vertelt hij. “Allemaal zeggen ze dat als er eerder naar ze geluisterd was en hun behoeften serieus waren genomen, dat ze daar niet terecht zouden zijn gekomen. In preventie valt er nog zoveel te winnen. Wondermiddelen bestaan niet, maar mijn methode kan zeker houvast bieden.”
Ben jij met iets interessants bezig, of ken je iemand die in deze serie past, laat het weten via onderwijsblad@aob.nl