‘Humor helpt bij een debat en in de klas'
Geboren Groninger Frank Futselaar (SP) en zijn Friese collega Harry van der Molen (CDA) kunnen in de Tweede Kamer uitstekend door één deur. Ze delen een afkeer van het leenstelsel en de doorgeslagen internationalisering in het hoger onderwijs.
Er waren eens twee noorderlingen, de een geboren in Friesland en de ander in Groningen, die op 23 maart 2017 dezelfde baan kregen in Den Haag. De kersverse Kamerleden Harry van der Molen (CDA) en Frank Futselaar (SP) vonden elkaar al snel. Als generatiegenoten - ze schelen negen maanden in leeftijd - met vooral regionale politieke ervaring, waren ze allebei nieuw in de Tweede Kamer. Ze werden woordvoerder over het hoger onderwijs voor hun partijen. Hun gezamenlijke afkeer van het leenstelsel schiep een politieke band. Ook al is er één wezenlijk verschil: Futselaar zit in de oppositiebankjes en Van der Molen vertegenwoordigt een regeringspartij. De huidige coalitie van VVD, D66, CDA en ChristenUnie was verdeeld en sprak in het regeerakkoord af om het leenstelsel met rust te laten. Inmiddels heeft er zich een meerderheid tegen gevormd.
Futselaar: “De invoering van het leenstelsel was een politiek geladen keuze. Er moest meer geld naar het hoger onderwijs en dan is de studiebeurs altijd een verleidelijke kas om in te graaien. Het gekke is: iedereen maakt zich nu zorgen over de consequenties, maar dat studenten meer zouden gaan lenen, was toen ook al de verwachting.”
Als hogeschooldocent bij Saxion zijn vorige baan zag Futselaar de impact van het leenstelsel van nabij. “Gesprekken met studenten gingen niet alleen over beter plannen en punten halen, maar ook over de financiële gevolgen. Studenten kwamen steeds meer onder druk te staan. Achttien- en negentienjarigen, dat vind ik echt onmenselijk.”
U trok samen op. Toch was er ook een belangrijk verschil: het CDA wilde de rente op studieleningen verhogen, de SP was mordicus tegen.
Van der Molen: “Ja, dat is een verschil tussen ons. Ik ben ook bereid om minder populaire maatregelen te nemen. Dat zul je bij SP niet zo snel zien, die delen liever uit. Door de extreem lage rente kun je als student bijna gratis lenen en we zagen dat dat geld ook consumptief gebruikt werd voor bijvoorbeeld een reis. Dat moet wel allemaal worden terugbetaald en daar waren zorgen over. Die hogere rente was bedoeld om jongeren te ontmoedigen maximaal te lenen.”
Ik ben ook bereid om minder populaire maatregelen te nemen. Dat zul je bij SP niet zo snel zien, die delen liever uit
Het wetsvoorstel van minister Ingrid van Engelshoven haalde een nipte meerderheid in de Tweede Kamer, maar liep vorig jaar aan de grond in de senaat. Voor Futselaar was dat een van de mooiste politieke momenten, zegt hij. “Ik heb er in de Tweede Kamer destijds veertig minuten tegen geageerd, mijn langste toespraak als Kamerlid. Uiteindelijk is ‘ie in de Eerste Kamer alsnog gesneuveld, waarbij ik bij verschillende partijen mijn argumenten terug hoorde. Gelukkig, want door die renteverhoging zouden studenten er nog meer op achteruit zijn gegaan.”
Harnas
Bij het debat over de onderwijsbegroting half oktober werd een motie van Futselaar ingediend samen met de PvdA aangenomen om de mogelijkheden te onderzoeken voor het compenseren van studenten die onder het leenstelsel vallen. Met steun van een grote meerderheid, inclusief het CDA.
Futselaar bescheiden: “Nou ja, ik heb ongeveer een jaar geleden dezelfde motie ingediend en toen kreeg ik bijna helemaal geen steun, zelfs niet van GroenLinks en de PvdA. Het is voor ons een belangrijk onderwerp, wij zijn een van de weinige partijen die altijd al tegen het leenstelsel waren. De financiële consequenties zijn voor rekening van een volgend kabinet, dat maakt het ook voor coalitiepartijen net wat makkelijker om het front te breken. Het helpt ook dat er verkiezingen aan komen. Politici willen groepen liever niet tegen zich in het harnas jagen, die druk telt gewoon mee. En het is nog maar een onderzoek, dus het is een eerste stap. Maar wel een eerste stap van enig belang, want het geeft een signaal af: het is bespreekbaar. En er ligt straks wel een rapport klaar voor het volgende kabinet waar ze meteen mee aan de slag kunnen.”
De financiële consequenties zijn voor rekening van een volgend kabinet, dat maakt het ook voor coalitiepartijen net wat makkelijker om het front te breken
Naast de terugkeer van de basisbeurs wil de sp ook meer vaste aanstellingen in het hoger onderwijs. Flexcontracten zijn schering en inslag, met name bij universiteiten die naast studentenbekostiging ook draaien op onzekere onderzoeksbudgetten. Futselaar: “Toen ik bij hogeschool Saxion werd aangenomen, kreeg ik na een jaar gewoon een vast contract. Bij universiteiten is dat helemaal niet zo vanzelfsprekend. Flex is daar toch een beetje de norm geworden, bij de een duidelijk meer dan de ander. Ik mag graag kritiek leveren op de minister, maar hierin vind ik echt dat universiteiten fout zitten. Die zouden meer kunnen doen en dat laten ze na. Je kunt voorwaarden stellen aan de bekostiging, zoals een percentage waarmee het aandeel flexcontracten jaarlijks afneemt. Dan worden er in elk geval stappen gezet. Ik wil vooruitgang zien en op dit moment zie ik die gewoon niet.”
Gaat het CDA mee in strengere afspraken?
Van der Molen: “We zullen iets aan de flexcontracten bij universiteiten moeten gaan doen. Daaraan kunnen we bijdragen door de budgetten in het hoger onderwijs meer voorspelbaar te maken. Maar het zal ook van universiteiten zelf moeten komen. Want die maken blijkbaar heel verschillende keuzes op het gebied van personeelsbeleid. Dan kunnen we gaan reguleren tot we een ons wegen, maar uiteindelijk is het een bestuur dat zegt: Ik stel meer mensen vast aan. Daarom ben ik niet zo van de generieke maatregelen die de sp voorstaat, één hard getal voor iedereen. Ik geef instellingen liever wat meer ruimte, omdat ik vanuit Den Haag moeilijk kan beoordelen hoe het bij een specifieke instelling of faculteit zou moeten zijn.”
Industrie
Een fikse serie Kamervragen stelde Van der Molen over de werving van internationale studenten, waarover het Onderwijsblad de afgelopen jaren geregeld publiceerde. Zo betalen studenten uit onder meer Azië 17 duizend euro voor peperdure schakeljaren door commerciële bureaus, in de hoop dat ze op het vereiste niveau komen om toegelaten te worden tot een Nederlandse universiteit. Van Engelshoven reageerde kritisch.
Van der Molen: “Met Frank deel ik de mening dat universiteiten zich steeds meer zijn gaan verstaan als bedrijven en denken: dit is een interessante markt. Er is een industrie ontstaan met als oogmerk zoveel mogelijk jonge mensen uit het buitenland naar Nederland te halen om de instelling te laten groeien. Een internationale ratrace met ‘massa is kassa’ als uitgangspunt. Het kwalijke aan die schakeljaren is dat die dit verdienmodel nog verder opvoeren. Jongeren uit het buitenland die geen vwo-niveau hebben, laten we toch hierheen komen voor een schakeljaar aangeboden door commerciële bedrijven. Bovendien begeeft die constructie zich buiten het bereik van de Onderwijsinspectie. Het gaat niet meer om de student zelf, maar om de zak geld die hij meeneemt. Dat zijn Amerikaanse toestanden en die moeten we in Nederland niet willen. We moeten veel gerichter selecteren welke studenten naar Nederland kunnen komen.”
Het gaat niet meer om de student zelf, maar om de zak geld die hij meeneemt. Dat zijn Amerikaanse toestanden en die moeten we in Nederland niet willen
Wat beide Kamerleden ook verbindt, is gevoel voor relativering en humor. Futselaar: “Zowel in een debat als in de klas is humor heel behulpzaam. Juist als mensen verwachten dat ze om je kunnen lachen, luisteren ze beter naar je. Je houdt studenten ermee bij de les en je maakt de les aantrekkelijker. Het schept sympathie en dat is nuttig. Als je om iemand kunt lachen, kun je nooit helemaal een hekel aan hem hebben.” Aan studenten doceerde Futselaar ‘politiek en humor’, zoals hij eens grapte. “Een verschil met de politiek is dat je op school aan het eind van de dag weet wat je hebt bereikt. Als een student plotseling iets begrijpt, dan heb je gewonnen.”
Van der Molen: “Humor helpt om te relativeren als het wat al te serieus wordt. Soms denk ik wel eens: mensen, kinderen, we hoeven ons ook niet allemaal door de drek te slepen met elkaar. Humor kan ervoor zorgen dat we even om onszelf kunnen lachen. Zo zit ik gewoon in elkaar. Frank ook hoor, hij pest me altijd met het Fries.”
Mediastrategie
De kans is groot dat in maart, na vier Haagse jaren, de wegen zich weer zullen scheiden. Waar Van der Molen op een puike negende plaats prijkt op de CDA-conceptkandidatenlijst, staat Futselaar bij de SP op nummer negentien. Net zo lief zou hij volgend jaar weer voor de klas gaan staan bij Saxion, waar hij in dienst is gebleven. De partij vroeg hem nadrukkelijk op de lijst. Maar dan niet te hoog, bedong Futselaar. “Als Kamerlid moet je jezelf een beetje verkopen en ik ben daar gewoon niet zo goed in. Harry kan dat beter. Debatten vind ik best leuk, maar een mediastrategie bedenken of leuren met een idee, dat is niet helemaal mijn ding.”
Kan je niet gewoon een goed Kamerlid zijn zonder die bijzaken?
“Natuurlijk kan dat, maar uiteindelijk moeten kiezers ook weten wat je namens je partij hebt gedaan. Dan vraag je je wel eens af: doe ik wel genoeg voor onze club? Ik ben daar intern nooit op aangesproken, maar je gaat jezelf wel een beetje aankijken. De SP staat bij veel mensen niet bekend als de partij die tegen het leenstelsel is, terwijl we dat altijd zijn geweest. Daar zit ook een soort zelfoordeel in: dat heb ik misschien niet genoeg op de kaart kunnen zetten. Als je onderdeel bent van een wat grotere fractie voel ik minder die druk, vandaar die negentiende plaats.”
De SP staat bij veel mensen niet bekend als de partij die tegen het leenstelsel is, terwijl we dat altijd zijn geweest
Van der Molen: “Ik zou het ontzettend jammer vinden als Frank niet meer in de Tweede Kamer terug zou komen. Misschien kunnen we met z’n allen ervoor zorgen dat hij blijft. Iedereen die het onderwijs een warm hart toedraagt en overweegt op de SP te stemmen, kan natuurlijk een voorkeursstem uitbrengen op Frank Futselaar.” Lachend: “Dan heb ik én Frank terug én de SP is klein gebleven, wat wil ik nou nog meer?”
Dit artikel verscheen in het decembernummer van het Onderwijsblad, dat elf keer per jaar in de bus valt bij AOb-leden. Lees meer over hét vakblad voor onderwijspersoneel.