Hoger onderwijs wacht een stevig debat over racisme
Jongeren met een migratieachtergrond doen het aanzienlijk slechter in het hoger onderwijs dan hun witte medestudenten. Dat ligt niet aan deze jongeren, maar aan de leeromgeving. “We moeten leren luisteren naar hun verhaal, ook al kan dat knap ongezellig en ongemakkelijk worden.”
In juni vulden ze parken en pleinen in alle studentensteden – van Groningen tot Maastricht en van Den Haag tot Tilburg. Zwarte jongeren, geflankeerd door hun witte medestudenten, keurig op anderhalve meter afstand van elkaar. Ze balden hun vuisten en scandeerden – met mondkapjes op – Black Lives Matter! Uit solidariteit met de zwarten die in de VS zijn omgekomen door politiegeweld, maar ook om te protesteren tegen de kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs.
Voor Aminata Cairo, de afgelopen drie jaar lector inclusief onderwijs bij de Haagse Hogeschool, kwamen die demonstraties niet als verrassing. “Wat nu naar bovenkomt, speelt al jaren. Studenten met een migratieachtergrond voelen zich al veel langer buitengesloten en ge- discrimineerd. Door de corona-epidemie waren zij kwetsbaarder en geïsoleerd. Dan komt de al lang aanwezige frustratie en woede eruit. De Black Lives Matter-protesten in de VS zijn alleen de katalysator geweest.” En het was zeker geen eenmalige eruptie.
“Dit is pas het begin, we zullen nog veel van deze jongeren horen”, denkt Machteld de Jong, lector diversiteitsvraagstukken bij de Hogeschool Inholland. “We hebben te maken met een zelfbewuste generatie, jongeren die trots zijn op hun identiteit en zich niet meer opzij laten zetten. Ze hebben de mentaliteit: hier ben ik en ik doe ertoe.” Daardoor wordt het debat over racisme en discriminatie snoeihard gevoerd en dat mag ook, vindt De Jong. “Als er maar rekening gehouden wordt met de gevoelens van de ander. En dat kan door open te staan voor de verhalen, beleving en ervaring van je gesprekspartners.”
We hebben te maken met een zelfbewuste generatie, jongeren die trots zijn op hun identiteit en zich niet meer opzij laten zetten. Ze hebben de mentaliteit: hier ben ik en ik doe ertoe.
“We moeten leren luisteren naar het verhaal van de ander”, stelt ook Aminata Cairo die sinds september als zelfstandig consultant werkt. “Ook al kan dat heel ongezellig en ongemakkelijk worden.” Daarvan heeft amfi, het mode-instituut van de Hogeschool van Amsterdam, al een voorproefje gehad. In juni stapten een aantal (oud-)studenten van kleur naar HvanA, het nieuwsplatform van de hogeschool, omdat ze zich al jarenlang gediscrimineerd en achtergesteld voelen. Dat begon al toen ze in de eerste week van hun opleiding leerden hoe ze informatie in de bibliotheek moeten zoeken. In het lesmateriaal worden de eerstejaars aangespoord om als jager-verzamelaars op zoek te gaan bronnen. Om dat te illustreren zijn afbeeldingen opgenomen van zwarte mannen in lendendoekjes die met pijl en boog een kudde gnoes opjagen. Uit angst dat klagen gevolgen heeft voor de beoordeling van hun werkstukken, houden veel studenten hun mond. Klachten over docenten die het n-woord gebruikten of Amsterdam-Zuidoost een getto noemden waar studenten dit jaar ‘gelukkig’ geen opdracht hoeven te maken, belandden wel bij mentoren, vertrouwenspersonen of de examencommissie, maar hadden nauwelijks effect. ‘Dan krijg je een e-mail met excuses en beloftes dat er echt iets gaat veranderen. Dat voelt als damage control’, vertelt een student aan HvanA.
Onhandig
“Ik ga ervan uit dat zo’n jager-verzamelaar incident niet meteen uit racisme voortkomt. Het is goed bedoeld, maar onhandig gepresenteerd”, denkt Machteld de Jong. “Maar er moet wel ruimte zijn voor een open en eerlijk gesprek waarin studenten hun gekwetstheid kunnen uiten. Studenten moeten de hogeschool als een veilige plek beschouwen waar onbevooroordeeld naar elkaar geluisterd wordt.”
Bij de Hogeschool Inholland heerst zo’n open klimaat, vindt de lector. “Er is sprake van een open debat over identiteit, over wie je bent, waarin studenten en medewerkers hun kwetsbaarheid kunnen tonen.” Dat is volgens haar te danken aan Jet de Ranitz die de afgelopen zes jaar collegevoorzitter van Inholland was. “Zij heeft ervoor gezorgd dat diversiteitsbeleid in ons dna zit.”
Ik begin mijn lessen altijd met vragen hoe het met mijn studenten gaat en ben ook open over mezelf en mijn ervaringen. Om verbinding te maken, moet je iets van jezelf laten zien
Dat zit vooral in je openstellen voor de ander, stelt De Jong, die sinds 2018 lector is en daarnaast lesgeeft. “Als docent moet je benaderbaar zijn voor studenten, een praatje in de gang maken, belangstelling hebben voor hun achtergrond. Je moet een band met hen kweken. Ik begin mijn lessen altijd met vragen hoe het met mijn studenten gaat en ben ook open over mezelf en mijn ervaringen. Om verbinding te maken, moet je iets van jezelf laten zien.” Ze voegt meteen de daad bij het woord: “Ik was zelf eerstegeneratiestudent en dan snap je beter hoe het is om een andere wereld binnen te stappen.”
Ongemak
Aminata Cairo heeft Surinaamse ouders, is in Nederland geboren, maar op haar achttiende naar de VS vertrokken. “Ik voelde me hier niet thuis. Er waren in mijn jeugd buiten mijn directe omgeving bijna geen zwarte Nederlanders. Ik herinner me alleen een zwarte tramconducteur en een zwarte buschauffeur. Dat waren echt de enigen die er zo uitzagen als ik. Je ziet jezelf nauwelijks gerepresenteerd en dat is nog steeds zo. Mijn broer heeft daar overigens nooit last van gehad, die is altijd in Nederland gebleven.”
Na een carrière van tientallen jaren aan verschillende Amerikaanse universiteiten kwam Cairo als gepromoveerd antropoloog terug naar Nederland. Bij de Haagse Hogeschool begon ze met de speciale opdracht om iets te doen aan de hoge uitval onder studenten met een migratieachtergrond, jongens en doorstromers uit het mbo. Een probleem dat al jaren speelt in het hbo. “Ik ben begonnen met dat probleem anders te definiëren”, stelt Cairo, “want het ligt niet aan die jongeren. Zij hebben op dezelfde scholen gezeten en hetzelfde diploma gehaald als hun witte medestudenten. Het gaat om institutionele belemmeringen waar alle studenten last van hebben, maar die bij deze groepen het eerst zichtbaar worden omdat ze het meest kwetsbaar zijn. Wij moeten ons niet afvragen wat er mis is met deze jongeren, maar wat er mis is met de leeromgeving die wij ze bieden. Voelen zij zich thuis, gesteund en gerepresenteerd? Wordt er naar hun verhaal geluisterd? En voelen docenten zich gehoord en erkend? Dat is ook erg belangrijk, want hoe kunnen zij naar studenten luisteren als ze zelf niet gehoord worden?”
Wij moeten ons niet afvragen wat er mis is met deze jongeren, maar wat er mis is met de leeromgeving die wij ze bieden. Voelen zij zich thuis, gesteund en gerepresenteerd?
Het is een ongemakkelijke boodschap die weerstand oproept. “Als je zegt dat we een systeem in stand houden dat voor kansenongelijkheid zorgt, voelen docenten zich al snel aan- gevallen. Ze hebben immers jarenlang hun best gedaan. Maar we moeten ons afvragen of ‘zoals we het hier altijd hebben gedaan’ nog een effectieve leeromgeving voor de studenten van nu oplevert.”
Werkdruk
Er is ruimte nodig om over beladen onderwerpen als racisme en discriminatie te praten, stelt Cairo. “Dat durven we nu vaak niet. In het hoger onderwijs heerst veel angst. Dat heeft te ma- ken met de bejegening van het personeel. Bestuurders zetten bijvoorbeeld vol in op internationalisering. Om meer studenten te trekken, omdat andere instellingen het ook doen. Maar aan docenten wordt niet gevraagd hoe zij aankijken tegen Engelstalig onderwijs. Docenten voelen zich daardoor niet gekend en gewaardeerd, maar durven daar niet voor uit te komen. Het personeel weet dat je als je lastig wordt gevonden, ontslagen kan worden. Zeker als je een tijdelijk contract hebt.”
Het personeel weet dat je als je lastig wordt gevonden, ontslagen kan worden. Zeker als je een tijdelijk contract hebt
De Jong ziet ook dat het open en eerlijke gesprek lang niet altijd gevoerd wordt. “De grote valkuil is werkdruk. Voor het bewust omgaan met diversiteitsvraagstukken is tijd en aandacht nodig. Een docent moet de ruimte hebben om niet alleen met de leerstof bezig te zijn. Je moet ook aan studenten kunnen vragen: Wie ben je, vertel eens iets over jezelf. Om polarisatie bij lastige conflicten zoals over de afbeeldingen van jager-verzamelaars te voorkomen, moet je tijd nemen. Rekening houden met elkaars gevoeligheden gaat stapje voor stapje.” Het is een cultuurverandering die sterk van bovenaf, vanuit het college van bestuur, gestimuleerd moet worden, stelt De Jong.
En dat begint met het eerlijke verhaal vertellen, vindt Cairo. Nederlandse universiteiten en hogescholen schetsen – net als Amerikaanse universiteiten – in hun jaarverslagen en op websites een mooi beeld over wie ze zijn en waar ze voor staan. Dat zijn steeds gladdere pr-verhalen geworden die geen recht doen aan de complexe werkelijkheid, stelt Cairo. “Het wordt tijd dat universiteiten en hogescholen ook hun minder mooie kanten onder ogen durven zien. Er moet naar de verhalen geluisterd worden die afwijken van het pr-verhaal. Daar is lef voor nodig.”
Dit artikel verscheen in het oktobernummer van het Onderwijsblad. Lees meer over hét vakblad voor onderwijspersoneel.