Hoe rijk is mijn schoolbestuur (in 2019)?
De Onderwijsinspectie heeft een lijst vrijgegeven die voor alle 1330 schoolbesturen en 152 samenwerkingsverbanden laat zien of en hoeveel ze aan mogelijk overmatige reserves hadden eind 2019. De inspectie besloot tot openbaarmaking na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur door het Onderwijsblad.
Eind januari publiceerde de Onderwijsinspectie de nieuwste Financiële Staat van het Onderwijs. Daarin wordt becijferd dat in 2019 schoolbesturen en samenwerkingsverbanden opgeteld 1,4 miljard euro aan publiek eigen vermogen hebben boven de signaleringswaarde voor ‘mogelijk bovenmatige reserves’. Voor elke organisatie geldt sinds vorig jaar een eigen norm, die de inspectie berekent aan de hand van twee formules: eentje voor alle schoolbesturen en eentje voor samenwerkingsverbanden.
Het Onderwijsblad vroeg de onderliggende lijst met berekeningen per instelling. Die is nu openbaar gemaakt, zodat iedereen de cijfers over de eigen instelling kan nazoeken. Twee belangrijke kanttekeningen daarbij. De cijfers weerspiegelen de stand van zaken op 31 december 2019. Inmiddels zijn we een volledig boekjaar verder, waarin er natuurlijk veranderingen kunnen zijn. De nieuwe jaarcijfers over 2020 worden bij veel instellingen de komende maanden vastgesteld en moeten uiterlijk 1 juli bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ingeleverd zijn.
Ook belangrijk om te vermelden: het primair en voortgezet onderwijs kregen er eind 2019 op de valreep elk 150 miljoen erbij. Geld dat de schoolbesturen dat jaar niet hadden kunnen begroten, laat staan uitgeven. Om de impact daarvan op de reserves te laten zien, heeft de Onderwijsinspectie een alternatieve berekening gemaakt voor alle schoolbesturen in het funderend onderwijs. Logischerwijs zouden de reserves zonder die 300 miljoen lager uitkomen. Die hebben we uiteraard ook opgevraagd en toegevoegd.
Hoe rijk is mijn schoolbestuur 2019: |
Aantal boven norm |
Mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen |
Lijst |
Primair onderwijs
|
590 (561)
|
906 mln (810 mln)
|
|
Voortgezet onderwijs
|
145 (135) |
288 mln (244 mln)
|
|
Middelbaar beroepsonderwijs
|
6
|
64 mln
|
|
Hoger beroepsonderwijs
|
3
|
8,8 mln
|
|
Wetenschappelijk onderwijs
|
2
|
2,5 mln
|
* Tussen haakjes () de alternatieve berekening zonder de 150 mln per sector. Bron: Inspectie van het Onderwijs.
Voor de overzichtelijkheid hebben we zelf de overzichten tot drie kolommen beperkt: publiek eigen vermogen, de individuele signaleringswaarde en het verschil tussen die twee. De volledige inspectie-tabellen, met álle kolommen, vind je via een link onderaan dit bericht en op Rijksoverheid.
Samenwerkingsverbanden
Van alle 152 samenwerkingsverband waren de reserves al openbaar. Het Onderwijsblad publiceerde in oktober vorig jaar de buffer per organisatie aan de hand van openbare jaarcijfers.
Hoe rijk is mijn samenwerkingsverband 2019: |
Aantal boven norm |
Mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen |
Lijst |
Samenwerkingsverbanden
|
137
|
184 mln
|
Met de berekening die de inspectie nu heeft verstrekt is wel iets aan de hand. Het samenwerkingsverband dat het hoogst boven de norm uitkomt, zit in de inspectie-lijst onterecht onder de norm. Dat komt door een fout in de data: bij de digitale aanlevering aan DUO labelde het samenwerkingsverband 8,5 miljoen euro abusievelijk als privaat, waardoor het niet meetelt als bovenmatig vermogen. De organisatie ontdekte de vergissing vorig jaar bij navraag door het Onderwijsblad. De inspectie baseert zich op gegevens die besturen zelf aanleveren bij DUO.
Door een fout in de data becijferde de inspectie de bovenmatige buffers van samenwerkingsverbanden ruim 8 miljoen te laag
Via een woordvoerder heeft de inspectie de onjuistheid inmiddels bevestigd. Het opgetelde bedrag aan mogelijk bovenmatige reserves van de samenwerkingsverbanden samen bedraagt 184 miljoen euro. Nog wat hoger dus dan de 175 miljoen die de inspectie en Onderwijsminister Arie Slob tot dusver steeds naar buiten brachten. In de lijst hierboven is dat gecorrigeerd, in het originele bestand (onderaan dit bericht) niet.
Samenwerkingsverbanden moeten hun spaarpotten de komende twee jaar versneld gaan afbouwen. Schoolbesturen die boven de norm uitkomen, hebben een brief van de inspectie gehad.
Gebouwen
Voor samenwerkingsverbanden tellen alleen de inkomsten mee bij het berekenen van de individuele norm. Bij schoolbesturen ligt dat anders. Hoewel er voor de herkenbaarheid voor één norm is gekozen voor alle onderwijsinstellingen, van po tot wo, zijn er grote verschillen tussen de sectoren. Zo hebben veel schoolbesturen in het mbo, hbo en wo gebouwen in bezit. Daarom vonden die sectoren dat het vastgoed meegewogen zou moeten worden bij het bepalen van een indicator voor overmatige rijkdom. Naast de jaarinkomsten en de aanschafwaarde van gebouwen tellen verder ook de overige bezittingen bij de berekening.
Voor sommige instellingen ligt de bovengrens zo hoog, dat ze er praktisch niet bovenuit kúnnen komen
Grotere organisaties, met kostbare gebouwen en andere bezittingen op de balans, hebben dankzij de formule een norm die ze niet snel overtreffen. Neem hogeschool Avans: met een publiek eigen vermogen van 195 miljoen - veruit het hoogste in het hbo - blijft de hogeschool nog altijd 50 miljoen onder de norm. Voor sommige instellingen ligt de signaleringswaarde zo hoog, dat ze er praktisch niet bovenuit kúnnen komen. Zo heeft de Vrije Universiteit in 2019 een bovengrens van 800 miljoen euro, de Universiteit Utrecht zelfs van 1 miljard.
Overigens is de vermogensnorm geen harde bovengrens, maar volgens de inspectie en minister Slob 'een startpunt voor een gesprek': 'Wij verwachten dat bestuur, toezicht en medezeggenschap van alle universiteiten en hogescholen in gesprek gaan over de financiële keuzes die nodig zijn voor een financieel gezonde toekomst.'
Download de originele inspectielijsten:
Bestand 1 (alle sectoren)
Bestand 2 en bestand 3 (alternatieve berekening primair en voortgezet onderwijs)
Onjuistheid gezien of reageren? Stuur een mailtje.
Lees ook 'Schoolbesturen parkeren miljoenen op de bank' over onderwijsinstellingen die jarenlang grote financiële overschotten boeken.