Hoe je de mening van studenten wél kunt benutten
Seksistisch, nietszeggend en onbetrouwbaar. Dergelijke kwalificaties duiken al decennia op in discussies over studentevaluaties in het hoger onderwijs. Afschaffen dus maar? Nee, zeggen Nederlandse onderzoekers, je moet de studentenenquêtes anders gaan gebruiken.
De gewoonte ontstond zo’n negentig jaar geleden in de VS en waaide ergens eind jaren tachtig over naar Nederland: na afloop van een cursus studenten vragen naar hun oordeel over de lessen en de docent. Want als iemand kan zeggen of onderwijs succesvol is, zijn het de ontvangers immers?
Daar blijkt heel wat op af te dingen en dat is de afgelopen decennia dan ook vaak aangetoond. Een van de laatste stemmen is die van Daryl Close, emeritus-hoogleraar Computerwetenschap en filosofie aan de universiteit van Heidelberg. In zijn artikel (2024) in het vakblad Journal of Academic Ethics zet hij alle onderzoeken naar deze evaluaties op een rij en concludeert hij dat ze niet zozeer onderwijskwaliteit meten, maar tevredenheid van studenten. De scores uit die evaluaties benutten voor personeelsbeleid noemt hij onethisch en daar moeten we met z’n allen onmiddellijk mee stoppen.
Kap met de standaardvragenlijsten voor de hele faculteit
In Studentevaluaties basis voor docentbeoordeling en onderwijsverbetering?, een onderzoek vanuit het Kohnstamm Instituut (UvA), kwam Iris Breetvelt drie jaar eerder al tot vergelijkbare conclusies. Studentevaluaties werken als een ‘perverse prikkel die zelfs leidt tot niveauverlaging van het onderwijs’, omdat het oordeel van studenten wordt beïnvloed door ‘aspecten van didactiek waarvan studenten ten onrechte menen dat die effectief zijn voor hun leerproces’. En verder stelt ze net als Close dat ‘personele rechtspositionele besluiten niet gebaseerd moeten worden op louter studentevaluaties.’
Wantoestanden
Kasja Weenink kent de geluiden. Sterker, ze noemt ze in haar laatste onderzoeksartikel zelf ook. Afschaffen dus maar, die vermaledijde vragenlijsten? Nee, allerminst, vindt Weenink, die begin 2025 aan de Radboud Universiteit promoveert op onderzoek naar kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. “Iedereen praat alleen maar over de tekortkomingen. Ik vind het tijd voor een discussie over hoe we studentevaluaties wél zinvol kunnen inzetten.”
Matthijs Krooi, beleidsmedewerker bij Zuyd Hogeschool en ook bezig met promotieonderzoek naar kwaliteitszorg (bij Universiteit Maastricht), is het helemaal met haar eens. Ja, ook hij kent de kritiek en die is terecht als het gaat over instellingen die zonder nadenken vragenlijsten afnemen en vervolgens heel veel conclusies aan de scores verbinden. “Als je iemands contract niet verlengt alleen omdat hij of zij een 3,7 heeft gehaald op een schaal van 5, dan heb je het niet begrepen. Die wantoestanden bestaan en daar moeten we vanaf. Dat begint ermee dat je die scores niet heilig verklaart, maar ze beschouwt als onderdeeltje van een breder kwaliteitszorgsysteem.”
Weenink onderschrijft dat: “De vragenlijsten zijn bedoeld om de kwaliteit van onderwijs te meten, maar in praktijk duiken ze ook op in beoordelingsgesprekken van docenten. Dat kan alleen als je nog meer instrumenten ernaast zet. Je moet de studentevaluaties niet zien als dé indicator voor onderwijskwaliteit.” Maar Krooi en Weenink zijn het niet eens met de kritiek dat studenten niet in staat zijn om onderwijskwaliteit te beoordelen. “Zeker, ze hebben een beperkte blik”, stelt Weenink. “Zo zien studenten niet altijd meteen de meerwaarde van bepaalde stof. Maar je moet hun blik wel meenemen.” Krooi knikt. “Het zijn subjectieve ervaringen van hoe studenten het onderwijs beleven, dus geen absolute waarheid. Maar het zijn wel signalen waar je wat van kunt leren. Over kleine praktische zaken als roostering, maar ook over hoe goed of slecht een bepaalde werkvorm bevalt.”
Focusgroepen
Hoe kunnen we studentevaluaties wel zinnig inzetten? Daar hebben beide promovendi wel tips voor. Het begint met wat voor vragen je gaat stellen. “Eén centraal ingekochte vragenlijst afnemen is goedkoop en handig, maar daar heb je het minst aan”, stelt Krooi. “Ze zeggen weinig en leiden tot ontevredenheid op de werkvloer, docenten zijn dan geen eigenaar van de vragen.” Dat is ook Weeninks tip: “Kap met de standaardvragenlijsten voor de hele faculteit en breng de evaluaties zo dicht mogelijk naar de praktijk. Stem de vragen af op de zaken die je relevant vindt voor jullie onderwijs.”
Feedback is bedoeld om van te leren, dus ga als docent op zoek naar de les
Stap twee in wat Krooi de kwaliteitscirkel noemt, is reflectie op de uitkomsten. “Feedback, in dit geval van studenten, is bedoeld om van te leren, dus ga op zoek naar de les”, zegt Krooi. Dat doe je bij voorkeur samen, bijvoorbeeld met de opleidingscommissie: wat zeggen deze uitkomsten over ons onderwijs (en niet: over deze docent)? Of samen met collega’s tijdens een teamoverleg. Vervolgens moet je actie ondernemen – zoals dingen aanpassen of bijscholen – de vinger aan de pols blijven houden. Essentieel daarbij is dat studentevaluaties onderdeel van een breder spectrum zijn, met daarnaast bijvoorbeeld peer review, focusgroepen met studenten tijdens of na een cursus en teamoverleg.
Ongekuist
Weenink zag in haar veldonderzoek op twee universiteiten dat hier nog een wereld te winnen is. “Je ziet nog steeds op diverse plekken dat docenten het scoreformulier in handen gedrukt krijgen met: doe er maar wat mee.” En vaak ongekuist, dus compleet met grove en beledigende uitlatingen van studenten. Dat is vooral voor beginnende docenten funest. “Het is belangrijk om als opleidingscoördinator of onderwijsdirecteuren beginners uit de wind te houden”, stelt ze. “Vooral vrouwelijke startende docenten haken af op studentevaluaties vanwege de grove feedback.” Dan kun je zeggen: wen er maar aan, want dat hoort bij lesgeven. “Maar het hoort niet bij zorgvuldig personeelsbeleid.”
Gebruik de evaluaties niet als stok om docenten te slaan, maar om hen verder te helpen
Het is de verantwoordelijkheid van de onderwijsmanager en de onderwijsinstelling om zorgvuldig om te gaan met de studentevaluaties, stellen beide promovendi. “Zij moeten zorgen voor veiligheid. Gebruik de evaluaties niet als stok om docenten te slaan, maar om hen verder te helpen”, verklaart Weenink. De onderwijsmanager is er ook verantwoordelijk voor dat er een goed gesprek op gang komt over de uitslagen van de evaluaties: wat betekenen die en welke acties zijn nodig? Crux is dat er zo een gezamenlijk gesprek over onderwijsverbetering op gang komt. “Als je op meer momenten samen praat over je onderwijs, vergroot dat het werkplezier”, zegt Krooi. “Samen werken aan beter onderwijs geeft energie. De keerzijde is: als de kwaliteitszorg slecht is georganiseerd, kan dat schadelijk zijn voor mensen. Dan ontstaat er werkdruk of mensen vinden het tijdverspilling en zien het nut er niet van in. Als onderwijsmanager ben je daar verantwoordelijk voor.”
Beginnende docenten
Hoogleraar Maarten van der Smagt is zo’n onderwijsmanager. Hij is onderwijsdirecteur bij de opleiding psychologie van Universiteit Utrecht en ja, hij maakt veel gebruik van cursusevaluaties. “Die zet ik vooral ontwikkelingsgericht in en om het gesprek aan te gaan met docenten.” Vier keer per jaar nodigt Van der Smagt zo’n vijf, zes cursuscoördinatoren uit voor een groepsgesprek. “Dan bespreken we samen: waar ben je in je cursus tegenaan gelopen en wat vonden de studenten ervan? Docenten kunnen zo ervaringen en tips uitwisselen en van elkaar leren.” Bovendien leren ze elkaar beter kennen, want met zo’n 3000 studenten en vier afdelingen komen ze elkaar niet dagelijks tegen. “Eerlijk gezegd kost het me veel tijd, maar ik leer er elke keer zelf ook weer van”, aldus Van der Smagt.
Beginnende docenten verdienen extra aandacht, vindt ook Van der Smagt. Zijn devies: “Bespreek feedback en help docenten daarmee om te gaan. En zorg dat je als leidinggevende het bijscholingsaanbod kent.” Binnen zijn opleiding verzorgen juniordocenten de verplichte eerstejaarscursussen. Daarbij heeft elke docent het hele jaar door een eigen werkgroep van zo’n veertig studenten onder de hoede. Omdat de docenten graag meer feedback wilden over hun functioneren, hebben ze samen de Docentevaluatievragenlijst (DEV) ontwikkeld, met stellingen als ‘de docent geeft duidelijke instructie’ en ‘ik voel me gezien door de docent’. De uitkomsten komen aan de orde in elk B&O-gesprek (beoordelings- en ontwikkelingsgesprek). “Niet om af te rekenen, maar om docenten na te laten denken. Als iemand bijvoorbeeld ondergemiddeld scoort op de begeleidende rol, vraag je of de docent kan duiden hoe dat komt. En de vervolgvraag is altijd: hoe kunnen we je helpen om hier beter in te worden?”
Teamprijs
Binnen de Universiteit Utrecht heeft onderwijs een hoge status, stelt Van der Smagt. Zijn eigen leerstoel dankt hij ook aan een career track voor onderwijshoogleraren. “Wij waren ook de eerste universiteit met een bko (basiskwalificatie onderwijs, red.) en met een training voor onderwijskundig leiderschap. Ik ben er trots op dat mijn universiteit al ver is met het professionaliseren van het docentschap.”
Dus zeg tegen hem niet dat onderwijs maar bijzaak is. “Het is een vak.” Een vak waarin je kunt groeien én een vak dat je binnen een team uitoefent. Om dat te onderstrepen kent Van der Smagts opleiding niet alleen twee prijzen voor individuele docenten, maar sinds dit jaar ook een teamprijs.
Krooi en Weenink zijn het helemaal met hem eens. “Het zou mooi zijn als er voor onderwijs een soortgelijke discussie ontstaat als bij onderzoek met Erkennen en Waarderen”, stelt Weenink. “Het gesprek over wat onderwijskwaliteit is en hoe je daar als opleiding aan kunt werken, staat nog in de kinderschoenen.” En ja, misschien is de kwaliteit van onderwijs wel lastiger te meten dan die van onderzoek. “Onderwijs is veelzijdiger, het gaat om de kwaliteit van die ene cursus en die ene docent, maar op de achtergrond speelt ook de kwaliteit van de opleiding en van de instelling als geheel mee. Dat is alleen maar des te meer reden om daar samen het gesprek over aan te gaan.”
De manco’s van studentevaluaties
Wat is er mis met de traditionele onderwijsevaluaties waarbij studenten na afloop van hun cursus het onderwijs en hun docent beoordelen? Uit internationaal wetenschappelijke onderzoek dat de afgelopen decennia is gedaan, komen de gevolgde gebreken naar voren:
• Sinds zo’n 10-15 jaar worden de evaluaties digitaal afgenomen en is de respons drastisch gedaald, daardoor zijn de scores niet representatief
• Ze bevatten (onbewuste) vooroordelen oftewel bias tegenover vrouwen en etnische minderheden
• Studenten vullen de vragenlijsten anoniem in en dat leidt soms tot grove en beledigende oordelen
• Het is eerder tevredenheidsonderzoek dan een betrouwbaar oordeel over onderwijskwaliteit. Want studenten weten niet wat (didactisch) goed voor hen is en kunnen niet beoordelen in hoeverre een docent kundig is
• Er is geen verband tussen studentoordelen en hun prestaties (dus wat ze leren); dus studenten die bijvoorbeeld een docent afkraken, leren er, gezien hun hoge cijfers, wel veel van
• Ze meten niet (altijd) wat we willen weten