‘Het onderwijs heeft groot onderhoud nodig’
Jeroen Dijsselbloem, oud-voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie naar onderwijsvernieuwingen, dook in de geschiedenis van zijn eigen onderwijsfamilie. Als minister van financiën was hij mede-verantwoordelijk voor de nullijn, een van de ingrijpende bezuinigingen in het onderwijs.
Geblaf doorbreekt de stilte op het erf. Als een wervelwind snelt Twirre voor zijn baasje uit. Op zijn pantoffels komt Jeroen Dijsselbloem, snoeischaar in de hand, aangesloft. “Ik had even een kwartiertje over, dus wat doe je dan: dan ga je de rozen snoeien”, glimlacht hij.
Verscholen in het groen van de Wageningse uiterwaarden, met de Nederrijn op de achtergrond, lijkt het woelige Den Haag ver weg. “Toen onze vorige hond overleed, wilden we aanvankelijk geen nieuwe”, vertelt Dijsselbloem, sinds mei 2019 voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. “Maar ik merkte dat ik veel minder vaak in het buitengebied kwam. En hoe aangenaam het is om je telefoon soms even thuis te laten.”
De naam Dijsselbloem is voor altijd verbonden aan de parlementaire onderzoekscommissie over onderwijsvernieuwingen die hij dertien jaar geleden voorzat. Maar dat is niet de enige band. Hij is een telg uit een echte onderwijsfamilie, onder wie zijn beide ouders en zijn opa. Dijsselbloem publiceerde er onlangs een boek over waarin hij meer dan dertig onderwijsloopbanen uit vier generaties de revue laat passeren. Een reis door de tijd die ruim honderd jaar geleden in Brabant begint met de vader van zijn moeder, Wim Visser.
De Mammoetwet maakte het mogelijk om te stapelen in het onderwijs. Dat was een enorme emancipatie van onze bevolking. Nu begint het stelsel uit elkaar te vallen, omdat opleidingen juist weer drempels opwerpen
“Mijn opa kon heel goed studeren”, vertelt Dijsselbloem aan de kamertafel, terwijl hij achteroverleunt in zijn stoel. “Maar zijn vader zei: Je moet een vak leren. Dus ging hij naar de ambachtsschool. Daar maakte hij carrière en werd zelfs directeur van de ambachtsschool. In de volgende generatie waren de meeste rangen en standen al voor een groot deel doorbroken. Als je leraar kon worden, maakte je een grote stap vooruit. Het vak had toen ook nog echt aanzien en het betaalde goed. Later maakte de Mammoetwet het mogelijk om te stapelen in het onderwijs. Dat was een enorme emancipatie van onze bevolking. Nu begint het stelsel uit elkaar te vallen, omdat opleidingen juist weer drempels opwerpen.”
U heeft de interviews samen met uw moeder gedaan, waarom?
Hij veert overeind: “O, dat was gewoon leuk om te doen. Mijn moeder is 88 en nog altijd heel scherp. Ze heeft een geheugen als een olifant. Soms als we spraken met een oom of tante, dan wist zij nog dingen uit het leven van die mensen die ze zelf vergeten waren.”
“Haar klas staat op de omslag van het boek. Je ziet een houten blokhut, dat was het schoolgebouw. Scholen werden ontzettend slecht gefaciliteerd in de tijd. Een nichtje van haar gaf les aan woonwagenkinderen in de buurt van Oss. Daar gaven ze les in een ongeïsoleerde houten keet waar het in de winter overdag gewoon vroor. De wc was een afgetimmerd hoekje in de hoek van het klaslokaal.”
Waarom bent u zelf niet het onderwijs ingegaan?
“Mijn vader is opgebrand en op zijn 54ste gestopt. Dat had een enorme impact op het gezin. Mijn moeder heeft een liefde voor het onderwijs gehouden, maar haar carrière was ook heel moeizaam. Ze was nog van de generatie vrouwen die ontslagen werden zodra ze trouwden. Later kon ze terugkeren als invalkracht. De arbeidsvoorwaarden voor invalkrachten waren verschrikkelijk slecht, je had nergens recht op, geen pensioen, niks.”
“Een heel positief voorbeeld zag ik via mijn peetoom, oom François, leraar natuurkunde in Helmond en later conrector. Van hem kreeg ik jarenlang bijles. Hij heeft tot ver na zijn pensionering voor de klas gestaan op scholen in Brabant die geen natuurkundeleraar konden vinden.”
“Ik had andere interesses, daar komt het uiteindelijk gewoon op neer. Je hoeft niet het leven van je ouders over te doen.” Lachend: “Ik wilde eigenlijk dierenarts worden, maar dat is ook niet helemaal gelukt.
Beknopt cv Jeroen Dijsselbloem
Geboren 29 maart 1966, Eindhoven
2000-2012 Lid Tweede Kamer PvdA
2012-2017 Minister van Financiën
2013-2018 Voorzitter Eurogroep
2019-heden Voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid
2019-heden Voorzitter raad van toezicht Wageningen University & Research
2021-heden Voorzitter adviescommissie Nationaal Groeifonds
Draagvlak
Met de parlementaire onderzoekscommissie in 2008 werd zijn belangstelling voor het onderwijs flink aangewakkerd. Velen in het onderwijs omarmden het rapport als een aanklacht tegen onderwijsvernieuwingen die zonder wetenschappelijke onderbouwing en zonder voldoende draagvlak van hogerhand door de overheid aan leraren worden opgedrongen.
In 2014 kwam er toch weer een ingrijpende verandering uit politiek Den Haag met de invoering van passend onderwijs. Toen de Tweede Kamer twee jaar daarvoor over de wet debatteerde, voerde Dijsselbloem namens de PvdA-fractie het woord. “Het gebrek aan geld, tijd, expertise en draagvlak onder professionals, die het allemaal weer moeten doen, maakt dat wij onmogelijk met dit wetsvoorstel kunnen instemmen”, sprak hij destijds.
Vorig jaar kondigde onderwijsminister Arie Slob maar liefst 25 verbeterpunten aan, ingegeven door alle kritiek sinds de invoering van passend onderwijs. Uit de evaluatie valt onder meer te concluderen dat de overheid vooraf te weinig heeft vastgelegd over de doelen en de beoogde resultaten, waardoor iedereen zijn eigen invulling eraan kon geven.
Wij hebben nooit gezegd: Overheid bemoei je niet met het onderwijs. Zo is het wel uitgelegd, want er zijn in het onderwijs best veel mensen die wensen dat de overheid zich er nooit meer mee bemoeit
Naast ‘Dijsselbloem-proof’ ontstond in politieke kringen ook het begrip ‘Dijsselbloem-spook’: de schaduw van het rapport die ervoor zorgde dat de overheid amper nog een vinger durfde uit te steken. Ten onrechte, aldus de PvdA-prominent: “Wij hebben nooit gezegd: Overheid bemoei je niet met het onderwijs. Zo is het wel door velen uitgelegd, want er zijn in het onderwijs best veel mensen die wensen dat de overheid zich er nooit meer mee bemoeit. Een van de belangrijkste conclusies die we trokken was: de overheid heeft z’n kerntaak verwaarloosd. En de aanbeveling was juist: pak die weer op.”
Tegenwoordig is het niet zozeer de overheid, maar zijn schoolbesturen aan het experimenteren geslagen met onderwijsvernieuwingen zoals gepersonaliseerd onderwijs, ipad-scholen.
“De reflex moet niet zijn dat de overheid weer gaat voorschrijven welke onderwijsvormen scholen wel of niet mogen invoeren. Maar de achterliggende vraag, die je niet stelt, is waar de autonomie en besluitvorming in het onderwijs zouden moeten liggen. We praten er al heel lang over, die grote afstandelijke schoolbesturen die soms heel weinig affiniteit en binding hebben met de dagelijkse praktijk in de scholen, maar wel over hele grote budgetten kunnen beschikken. Heeft de overheid, de inspectie, er echt nog grip op?”
Nullijn
In zijn boek en in eerdere interviews wijst Dijsselbloem op de impact van het zogenoemde hos-akkoord in de jaren tachtig, een forse ingreep in de lerarensalarissen onder toenmalig minister Wim Deetman om de overheidsuitgaven te beteugelen. Die maatregel deed de status van het vak bepaald geen goed. Maar dat was niet de enige ingreep. In twintig jaar tijd trapten verschillende kabinetten zo’n dertig keer op de rem bij de salarissen in het onderwijs en de overheid, zo becijferde het ministerie van Binnenlandse Zaken eens. Een voorbeeld van overheidsingrijpen die in het onderwijs hard werd gevoeld, was de nullijn tussen 2010 en 2014. Een besparing die destijds becijferd werd op 1,5 miljard euro, waarvoor Dijsselbloem zelf mede-verantwoordelijk was.
U trad aan als minister van Financiën in november 2012. Waarom heeft u de nullijn niet gelijk afgeschaft?
“Omdat we uit de crisis moesten zien te komen en fors moesten bezuinigen. Als je kijkt naar de overheidsbegroting, dan zijn de grootste uitgavenposten de zorg, de sociale zekerheid en het onderwijs. We zijn werkelijk met de kaasschaaf over alles heen gegaan.”
U wijst nadrukkelijk op de hos-nota, maar de neiging van de overheid om bij economische tegenspoed in te grijpen op de loonruimte is toch een constante?
“Ik denk dat dat ook wel zo is in alle eerlijkheid. Ik noem die ingreep van Deetman in de jaren tachtig omdat die het meest radicaal was. Mijn vader en alle ooms verdienden echt heel goed, die woonden in hele mooie huizen, bouwden riant pensioen op. Na de hos veranderde dat drastisch. Zo ruig hebben we dat in het onderwijs, of welke maatschappelijke sector dan ook, nooit meer gedaan. De nullijn is dan marginaal bij wat daar gebeurde. Maar goed…”
Maar?
“Ja, mijn eerste antwoord was: dat is waar. Dat is een structureel gegeven.”
Cynisch
De PvdA nam in het kabinet Rutte II samen met de VVD regeringsverantwoordelijkheid in een moeilijke tijd, maar bij de verkiezingen in maart 2017 werd ze afgestraft. De partij kelderde van 38 naar 9 zetels. Na een lange formatie trad in oktober dat jaar het kabinet Rutte III aan en gaf Dijsselbloem het stokje over aan zijn opvolger Wopke Hoekstra. Dijsselbloem stond derde op de PvdA-kandidatenlijst voor de Tweede Kamer en was met ruim 51 duizend voorkeurstemmen de populairste sociaaldemocraat achter lijsttrekker Lodewijk Asscher, maar hij besloot de landelijke politiek te verlaten.
Sindsdien begon hij zich te verdiepen in de onderwijsgeschiedenis van zijn familie, als hobbybiograaf. In de loop van al die jaren is er heel veel veranderd en veel ten goede, relativeert Dijsselbloem in zijn boek. Maar om langlopende vraagstukken als kansenongelijkheid, de dalende onderwijskwaliteit en het lerarentekort het hoofd te bieden, is er wel groot onderhoud nodig.
Als je het aanzien van het beroep wilt verhogen, moet je hogere eisen stellen aan de kwaliteit van leraren, aan de opleiding en voortdurende bijscholing. En parallel daaraan moet je de salarissen verhogen
Dijsselbloem: “Als je het aanzien van het beroep wilt verhogen, moet je hogere eisen stellen aan de kwaliteit van leraren, aan de opleiding en voortdurende bijscholing. En parallel daaraan moet je de salarissen verhogen. Het lerarentekort lijkt nu soms ook een reden om allerlei belangrijke dingen niet te doen. Je hebt de neiging om minder eisen te stellen aan de instroom van bijvoorbeeld zij-instromers. Maar dat is weer fnuikend voor de aanzien van het beroep.”
Het demissionaire kabinet maakte op de valreep 500 miljoen euro structureel vrij voor het verkleinen van de loonkloof tussen primair en voortgezet onderwijs. Een belangrijke stap?
“Dat verschil in salarissen was nooit uit te leggen. Dus elk half miljard dat erbij komt, is mooi. Ik probeer er niet cynisch naar te kijken, maar geld uitgeven is in deze tijd helemaal niet moeilijk. Het echte gesprek en de analyse wat is er nou aan de hand, wat zijn de grote problemen en hoe kunnen we die aanpakken wordt niet gevoerd. Kijk naar die 8,5 miljard uit het Nationaal Programma Onderwijs. Als we niet oppassen, kan dat geld juist averechts werken. Iedereen richt zich nu op de vraag: hoe kunnen we al dat incidentele geld in tweeënhalf jaar nuttig besteden? En voor je het weet duw je structurele verbeteringen nog verder naar achteren… Daar word ik wel echt cynisch van.”
Dit interview verscheen in het novembernummer van het Onderwijsblad, dat elf keer per jaar bij AOb-leden in de bus valt. Kijk hier voor alle voordelen van het AOb-lidmaatschap.