Het Nederlandse leesonderwijs kan leren van andere landen
Met Korea en Thailand behoort Nederland tot de landen met de meest negatieve trend in leesprestaties. Dat concludeert de Oeso in het Pisa-rapport, dat eind vorig jaar verscheen. Welke landen doen het beter? En wat kan Nederland daarvan leren?
Shanghai: sterke leraren naar zwakke scholen
Een ratrace. Daarin resulteert volgens critici het Chinese onderwijssysteem, waarin tests op achttienjarige leeftijd de toegang bepalen tot de universiteiten, een goede baan, een goed salaris en uiteindelijk zelfs tot een geschikte partner. Wenselijk of niet, geen land ter wereld houdt de Pisa-scores van de competitieve Chinese scholieren in de wiskunde en natuurwetenschappen nog bij. Met lezen blijft alleen Singapore nog enigszins in de buurt.
De Chinese topprestaties zijn beperkt tot vier Chinese regio’s waarover de Oeso mag rapporteren: de gemeenten Beijing en Shanghai en de provincies Jiangsu en Zhejiang. Die keuze vertekent de Pisa-scores sterk, mailt de Amerikaanse onderwijsonderzoeker David Rutkowski van Indiana University. ‘In de Pisa-tests van 2015 rapporteerde de Chinese regering voor het eerst de resultaten van vier deelgebieden, in plaats van alleen van Shanghai. Dat zorgde voor een sterke daling in de scores. In de recent verschenen rapportage, over 2018, is de provincie Guangdong vervangen door de provincie Zhejiang. Daarmee zijn de resultaten door het plafond geschoten. Voorheen verzamelde de Chinese overheid resultaten in tal van provincies, maar zij hoefde niet over al die provincies resultaten te rapporteren. Het is alsof de Nederlandse overheid voor Pisa alleen de beste gemeenten zou kiezen.’
Het is alsof de Nederlandse overheid voor Pisa alleen de beste gemeenten zou kiezen.
Een woordvoerder van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) laat desgevraagd weten dat participatie van landen als geheel het uitgangspunt is van de Pisa-onderzoeken, maar dat individuele landen zelf beslissen welke regio’s of gemeenten meedoen. Niet alleen de Oeso, maar ook de Wereldbank is enthousiast over de soms radicale oplossingen die in China zijn bedacht voor de aanpak van onderwijsachterstanden. In de provincie Shanghai krijgen scholen die goed presteren van de regering de opdracht om het bestuur van zwak presterende scholen over te nemen door bijvoorbeeld de plaatsvervangend directeur van de sterke school te promoveren tot directeur op de zwakke school. Leraren die een baan als schooldirecteur ambiëren worden er gestimuleerd les te geven op scholen waar de prestaties achterblijven. Ook Singapore en Japan promoten de overstap van sterke leraren naar zwakke scholen.
Portugal: systematische inhaalslag
Portugal geldt als een soort onderwijswereldwonder: sinds de start van de Pisa-onderzoeken heeft het land de aanvankelijk slechte onderwijsprestaties steeds weer verbeterd. Tot afgelopen jaar, toen de scores stabiliseerden. De Portugese vijftienjarigen stijgen met lezen wel boven hun Nederlandse leeftijdgenoten uit, door de enorme duikeling van de leesprestaties
hier.
Al vijftien jaar werkt Portugal systematisch aan een inhaalslag. Regeringen van links en rechts investeerden financieel in onderwijs, veranderden het curriculum en voerden testen in voor leerlingen en voor aankomende leraren. Het wekelijks aantal uren rekenen ging met de invoering van een nieuw programma omhoog van drie naar vijf per week. Er kwam een nationaal leesplan. Schoolbibliotheken werden uitgebreid. Achterstandsscholen kregen extra middelen
voor intensiever onderwijs. Er kwam een eindtoets basisonderwijs en er kwamen meer examens in het voortgezet onderwijs. Portugal toetst tegenwoordig ook de algemene en didactische kennis van leraren. Wie niet genoeg punten haalt, mag niet voor de klas. Die mix van geld en maatregelen heeft gewerkt, schrijven onderzoekers in het rapport 'Porque melhoraram os resultados Pisa em Portugal' uit 2017. Het allermooiste is dat niet alleen de resultaten van de beste leerlingen verbeterden, maar ook van achterstandskinderen.
Portugal toetst tegenwoordig ook de algemene en didactische kennis van leraren. Wie niet genoeg punten haalt, mag niet voor de klas.
Niet alle veranderingen in Portugal hielden stand. De onderwijsbonden ageerden met een intensieve campagne tegen de toelatingstest tot het beroep, uiteindelijk met succes. Na een zoveelste staking gaf de nieuwe socialistische minister Tiago Brandao Rodrigues in 2015 toe: de lerarentest verdween. Ook voor leerlingen kwam er minder examendruk. In 2016 schetste
de minister in het weekblad Expresso een nieuwe koers. ‘Het oude model is verkeerd’,
is zijn conclusie. De nadruk op wiskunde en Portugees ‘devalueert de andere vakken’. Het effect van deze veranderingen op de Pisa-resultaten zal in de komende jaren blijken.
Finland: gespecialiseerde teams
Zonder een pluim voor Finland was in de afgelopen decennia geen Pisa-rapport compleet. En wat betreft de gelijkheid tussen scholen kan nog altijd geen ander tippen aan het Scandinavische land: 7 procent van de verschillen in leesprestaties is er verklaarbaar uit verschillen tussen
scholen, de overige 93 procent zit hem in het onderscheid tussen leerlingen binnen één en dezelfde school. ‘In Finland (…) is de dichtstbijzijnde school ook altijd de beste school’, schrijft Oeso-onderwijsdirecteur Andreas Schleicher in zijn commentaar op de Pisa-resultaten.
Nederland scoort op dit punt uitermate slecht: hier hangen de verschillen in leesprestaties voor bijna 60 procent samen met het schooltype, alleen Israël en Libanon doen het slechter dan wij. Een verklaring voor de gelijke kansen in het Finse systeem zijn de interventies voor
leerlingen met een dreigende leesachterstand. Specialisten werken er intensief samen met leerkrachten om leerlingen die extra hulp nodig hebben op jonge leeftijd te identificeren en te helpen. Teams rond deze zorgleerling komen in Finland minstens twee keer per maand bijeen. Naast de betrokken leraren zijn hierin een schoolverpleger, een schoolpsycholoog en een
sociaalwerker vertegenwoordigd.
Ondanks alle lof staan de leesresultaten van Finland onder druk. De afname van de leesmotivatie in het Scandinavische land, is volgens de Oeso zelfs ‘dramatisch’.
Ondanks alle lof staan de leesresultaten van Finland onder druk. De afname van de leesmotivatie in het Scandinavische land, is volgens de Oeso zelfs ‘dramatisch’. Finland scoort hier toch nog altijd beter dan Nederland. In de Pisa-ranglijst voor leesmotivatie in 79 landen staat Nederland helemaal onderaan.
Pisa rapporteert niet over lesmethoden en de vraag of leraren doelgerichte en duidelijke instructie geven, maar toch ligt volgens emeritus lector leesonderwijs Kees Vernooy daarin de verklaring voor die dramatische score. “Kinderen raken gedemotiveerd doordat ze technisch
niet vlot kunnen lezen”, stelt Vernooy. “En doordat lesmethoden zoals Nieuwsbegrip voor begrijpend lezen te veel gericht zijn op leesstrategieën en als saai worden ervaren."
Estland: succes zonder inspectie
Estland is Finland qua leesprestaties voorbijgestreefd. Het land staat in het jongste Pisa-onderzoek op een vijfde plaats achter de vier Chinese provincies en Singapore. Net als in Portugal is de trend in leesscores in het land bovendien ‘gestaag positief’.
The Hechinger Report, een platform voor onderzoeksjournalistiek van Columbia University geeft in een recent verslag een historische verklaring voor het Estse succes. Thomas Hatch, hoogleraar onderwijskunde aan dezelfde universiteit onderschrijft deze analyse. Volgens Pisa
2018 zijn de verschillen tussen scholen in Estland iets groter dan in Finland, maar veel kleiner dan in Nederland. Het Estse idee dat elke leerling gelijke onderwijskansen verdient, stamt volgens de onderwijsexperts van de universiteit van Columbia uit de tijd dat Estland onderdeel was van de Sovjet-Unie. ‘Wat we zagen, bij ons bezoek aan Estland, was niet een nieuw onderwijssysteem, maar juist een oud systeem’, zegt onderwijsonderzoeker Marc Tucker in The Hechinger Report. ‘Het is verrassend hoe ze erin zijn geslaagd goede resultaten te behalen met een systeem dat nauwelijks veranderd is sinds de val van de muur.’
Het is verrassend hoe ze erin zijn geslaagd goede resultaten te behalen met een systeem dat nauwelijks veranderd is sinds de val van de muur.
Volgens hoogleraar Thomas Hatch hebben scholen en schoolleiders in Estland een aanzienlijke autonomie. Een onderwijsinspectie zoals de Nederlandse kent het land niet. Wel bestaat in Estland een bescheiden set van landelijk gebruikte lesboeken, lesmaterialen en examens die zorgen voor focus. Vroegschools onderwijs is er gratis vanaf achttien maanden en bijna 90 procent van de kinderen tussen drie en zeven jaar oud neemt daaraan deel.
België: besef van crisis
Met Oostenrijk, België, Frankrijk en Duitsland schaart de Oeso Nederland in een groep landen waar arbeidsmigranten van na de Tweede Wereldoorlog zijn gebleven en waar sindsdien arbeidsmigranten uit de EU en migranten met een vluchtelingenstatus zijn bijgekomen. Qua
onderwijsprestaties van kinderen met een migratieachtergrond is de vergelijking met
die landen het meest fair.
Het is mosterd na de maaltijd, maar Nederland krijgt toch een lesje achteraf. ‘In Nederland heeft segregatie in huisvesting geleid tot segregatie in onderwijs’, schrijft Oeso-directeur Schleicher. ‘In de zeventiger jaren koos Nederland ervoor migranten onder te brengen in grote, speciaal daarvoor geconstrueerde huizenblokken. In het aangrenzende Vlaanderen kregen migranten in plaats daarvan vouchers als aanvulling op hun budget voor huisvesting. Als gevolg
daarvan waren er minder scholen met een populatie van alleen maar migrantenkinderen.’
In Vlaanderen, waar de migranten beter gespreid waren, deden studenten uit migrantenfamilies het veel beter dan in Nederland.
Het onderwijs aan die in aparte buurten opgegroeide migrantenkinderen werd voor Nederland volgens Schleicher een enorme uitdaging. ‘In Vlaanderen, waar de migranten beter gespreid waren, deden studenten uit migrantenfamilies het veel beter dan in Nederland.’
De leesprestaties dalen ook in België, maar anders dan in Nederland, leidt dat bij onze zuiderburen wel tot een besef van urgentie. ‘Laten we eens stoppen met dat getreuzel, gezwam en geneuzel’, zei Onderwijsminister Ben Weyts in een interview met de Vlaamse krant De Morgen
en hij pleit voor speciale ‘taalbad-klassen’ voor kinderen met taalachterstanden. In Nederland verwijst minister Arie Slob naar de verantwoordelijkheid van kinderopvang, bibliotheken en ouders. ‘Het streven is om toe te werken naar een krachtiger en meer samenhangend beleid op het terrein van leesbevordering.’ Dat is een holle frase zolang de kwaliteit van het Nederlands leesonderwijs in de discussie niet aan bod komt.
Dit artikel verscheen in het februarinummer van het Onderwijsblad