Grote, veeleisende klas jaagt leraar het onderwijs uit
De werkdruk en het overwerk van leraren neemt stapsgewijs toe naarmate klassen groter worden. Een toenemend aantal zorgleerlingen in de klas heeft hetzelfde effect. In grotere klassen met meer zorgleerlingen ligt bovendien het werkplezier lager en is lesgevend personeel vaker ziek.
Deze reeks negatieve effecten blijkt uit onderzoek van ResearchNed onder ruim zevenduizend docenten en leraren in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs (bo, vo en vso). Overwerk, werkdruk, ontevredenheid en ziekteverzuim nemen systematisch toe met verschillende categorieën voor klassengrootte en een groeiend aantal zorgleerlingen. De studie van ResearchNed, in opdracht van de AOb, toont deze effecten aan in alle drie de onderzochte onderwijssectoren: bo, vo en so.
Samen bereiken we meer! Sluit je aan bij de AOb
“Deze resultaten bevestigen wat wij al jaren hardop roepen”, zegt AOb-voorzitter Tamar van Gelder. “In elk gesprek dat ik voer met onderwijscollega’s over de aantrekkelijkheid van het beroep staat het onderwerp kleine klassen met stip bovenaan.”
Leerresultaten
Internationaal en nationaal is er al veel onderzoek gedaan naar de gevolgen van kleine klassen, maar deze studies focussen doorgaans op leerresultaten. In de bekende meta-analyses van de Nieuw-Zeelandse onderwijsonderzoeker John Hattie komt het verkleinen van klassen naar voren als een relatief ineffectieve onderwijsinvestering. Ook de aanwezigheid van veel zorgleerlingen in de klas heeft geen direct negatief effect op leerprestaties.
We zijn met zijn allen in een neerwaartse spiraal beland
“Daarom wilden wij weten wat het effect is van kleine klassen op het functioneren en op het welzijn van leraren”, zegt Van Gelder. De studie van ResearchNed maakt duidelijk dat er een helder negatief verband bestaat tussen tal van stressverhogende factoren voor lesgevend personeel en de grootte van hun klas of het aantal zorgleerlingen. Het is aannemelijk dat deze werkonvriendelijke elementen de onderwijskwaliteit negatief beïnvloeden. “We zijn met zijn allen in een neerwaartse spiraal beland”, zegt Van Gelder. “Met te grote klassen jagen we leraren het onderwijs uit. En de klassen worden almaar groter, omdat er niet genoeg leraren zijn. Dit onderzoek laat zien dat kleinere klassen helpen om leraren voor het vak te behouden en terug te halen naar het beroep. Met te grote klassen duwen we leraren richting een burn-out of ziekte.”
Ideaal
ResearchNed laat zien dat elke extra leerling in de klas en elke extra zorgleerling de hoeveelheid overwerk, de werkdruk en uiteindelijk ook het ziekteverzuim verhoogt. In het basis- en het voortgezet onderwijs hebben leerkrachten en docenten gemiddeld 25 leerlingen in hun klas. Deze gemiddelde klassengrootte is enigszins verrassend, want diverse recente onderzoeken gaan uit van een kleinere groepsgrootte van iets onder de 23. De ideale klassengrootte ligt volgens leerkrachten in het primair en het voortgezet onderwijs op 21 en 20. In het speciaal onderwijs ligt de gemiddelde groepsgrootte op 13. Hier zien leerkrachten 11 als het ideaal.
In het po en vo ligt de ideale klassengrootte dus 4 leerlingen boven de gewenste situatie, in het speciaal onderwijs is het verschil 2 leerlingen. Een ogenschijnlijk klein verschil met grote gevolgen. Van Gelder: “Elke leerling extra staat voor een extra toets, een extra cijfer dat je moet inkloppen, een extra overleg met je duo en soms een extra gesprek met een zorgcoördinator en een extra ondersteuningsplan. Uiteindelijk zorgt het ervoor dat werk dat behapbaar zou moeten zijn dat niet meer is. Je gaat als leraar achter de feiten aan rennen, terwijl je die juist voor wilt zijn.”
De gemiddelde klassengrootte zegt ook niet alles. Van de klassen in het basisonderwijs is 22 procent groter dan 28 leerlingen. In het voortgezet onderwijs komen extreem grote klassen iets minder vaak voor: 13 procent van de klassen heeft 29 leerlingen of meer.
Werkdruk
Het onderzoek bevestigt dat leraren en docenten in het basis- en voortgezet onderwijs kampen met een enorme werkdruk: 70 tot 80 procent van hen werkt regelmatig over. Grote klassen en klassen met veel zorgleerlingen schroeven die werkdruk verder op. Voor 76 procent van de basisschoolleerkrachten met een kleine klas van maximaal 21 leerlingen is de werkdruk te hoog of veel te hoog. In middelgrote klassen (22 tot en met 25 leerlingen), grote klassen (26 tot en met 28 leerlingen) en zeer grote klassen (29 leerlingen of meer) loopt dit percentage stapsgewijs op tot 85, 88 en 90 in de laatste categorie. Ook in het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs loopt de werkdruk verder op naarmate klassen groter worden.
Zorgleerlingen
ResearchNed heeft het aantal zorgleerlingen vastgesteld door leraren te vragen hoeveel leerlingen in hun klas extra hulp nodig hebben voor leer- en gedragsproblemen. Dat zijn er in het primair onderwijs gemiddeld 8 per klas. Ongeveer een kwart van de leraren in het basisonderwijs schat dat zij in hun klas meer dan 10 zorgleerlingen hebben. Docenten in het voortgezet onderwijs schatten gemiddeld genomen dat in hun klas iets meer dan een kwart van de leerlingen valt in deze categorie.
Net als de klassengrootte heeft het aantal zorgleerlingen dat leraren en docenten in hun klas hebben een duidelijk effect op de werkdruk die zij ervaren. In klassen in het basisonderwijs met minder dan 6 zorgleerlingen is voor 76 procent van de leerkrachten de werkdruk hoog of veel te hoog. In de categorie basisschoolklassen met meer dan 10 zorgleerlingen, de bovenste categorie, loopt dit percentage op tot 91. Het voortgezet onderwijs vertoont eenzelfde patroon. Hier loopt het percentage docenten dat een hoge of zeer hoge werkdruk ervaart op van 80 procent in de klassen met de minste zorgleerlingen (minder dan 12 procent), tot 91 procent in klassen met de meeste zorgleerlingen (meer dan 33 procent).
Overwerk
Ook qua overwerk verergeren grote klassen en klassen met veel zorgleerlingen bestaande problemen. In klassen met minder dan 22 leerlingen in het basisonderwijs werkt 73 procent van de leraren regelmatig over. In middelgrote klassen, grote klassen en zeer grote klassen van boven 28 variëren deze percentages van 79 tot 81. In het voortgezet onderwijs werkt 64 procent van de docenten met een kleine klas van maximaal 22 leerlingen regelmatig over. Dit percentage loopt voor middelgrote, grote en zeer grote klassen op tot 69, 75 en 80.
Tevredenheid
Lesgevend personeel met grote klassen is ook iets minder tevreden met het werk. In het basisonderwijs waarderen leraren met een kleine klas van maximaal 22 kinderen hun werk met een 7,0. Voor middelgrote, grote en zeer grote klassen dalen deze scores naar 6,8, 6,7 en 6,6. Ook in het voortgezet onderwijs zijn leraren met een grote klas of zeer grote klas minder tevreden met hun werk dan docenten met een kleine klas. Als één van de weinige uitzonderingen zijn de verschillen in tevredenheidsscores tussen middelgrote en kleine vo-klassen volgens de onderzoekers te klein om statistisch mee te tellen.
In de verschillende onderwijssectoren wil gemiddeld 45 tot 49 procent van het lesgevend personeel over vijf jaar liever werken buiten het onderwijs of niet op zijn huidige school. Leraren met veel zorgleerlingen in hun klas overwegen vaker een dergelijke overstap.
Ziekteverzuim
Tussen grote klassen en ziekteverzuim bestaat in twee onderwijssectoren een helder verband. Leraren in de kleinste klassen van het basisonderwijs missen jaarlijks gemiddeld 3,7 werkdagen door ziekte. In grotere klassen loopt dit verzuim stap voor stap op tot 4,8 dagen in zeer grote klassen. Ook voor leraren in het voortgezet onderwijs neemt het ziekteverzuim toe met de klassengrootte: van 5,3 dagen voor leraren met kleine klassen tot 6,4 dagen onder de leraren met zeer grote klassen. Dit verband is er niet in het speciaal onderwijs, mogelijk door de veel kleinere gemiddelde klassengrootte van 13. Het verband tussen het aantal verzuimdagen en het aantal zorgleerlingen is in het basis- en voortgezet onderwijs wel weer statistisch aantoonbaar.
Ik hoor vaak dat mensen het gevoel hebben dat ze zichzelf teleurstellen
Ook dit verband komt niet als een verrassing voor Van Gelder: “Als ik met collega’s spreek die met burn-outklachten te maken hebben gehad, hoor ik vaak dat mensen het gevoel hebben dat ze zichzelf teleurstellen. Ze kunnen kinderen niet de persoonlijke aandacht geven die ze hen willen geven en niet de werkkwaliteit leveren die ze zouden willen leveren. Dat gaat bij mensen onder de huid zitten en leidt uiteindelijk tot ziekte en uitval.”
Kijk voor alle resultaten van het onderzoek van de AOb en ResearchNed in het rapportDownload het rapport