Alle

Grillige verschuivingen in budget onderwijsachterstanden

Dat de herverdeling van het onderwijsachterstandsbudget winnaars en verliezers zou opleveren, stond van tevoren vast. Maar dat juist scholen in achterstandswijken er fors op achteruit kunnen gaan, zorgt voor onrust.

Tekst Yvonne van de Meent - redactie onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

geldkistje

Beeld: Pixabay

De nieuwe indicator van het Centraal Bureau voor de Statistiek die vanaf volgend schooljaar wordt gebruikt om het onderwijsachterstandsbudget (260 miljoen euro per jaar) te verdelen over basisscholen, zorgt voor grillige budgetverschuivingen. Dat blijkt uit een rekenmodel dat de PO-raad heeft ontwikkeld op basis van gegevens van het ministerie van Onderwijs.

Grofweg één op de drie schoolbesturen gaat erop achteruit ten opzichte van de huidige gewichtenregeling, terwijl ook één op de drie besturen er geld bij krijgt. Maar de verschuivingen volgen geen duidelijk patroon. Binnen één gemeente zijn er schoolbesturen die profiteren van die nieuwe indicator, terwijl er in dezelfde gemeente ook besturen zijn die moeten inleveren. Ook binnen schoolbesturen zijn vaak winnaars en verliezers te vinden. Een kwart van de ruim 6400 basisscholen gaat erop achteruit, een kwart van de scholen krijgt juist meer geld. Het gaat vaak om relatief kleine bedragen, maar er zijn ook scholen en besturen die fors moeten inleveren.

Probleemwijk

De Valentijnschool in het Rotterdamse stadsdeel Delfshaven verliest het grootste bedrag, bijna een miljoen euro. Dat is ruim de helft van de 1,8 miljoen die dit jaar nog beschikbaar is. De Emmausschool die in dezelfde probleemwijk staat, raakt bijna zes ton kwijt, het op één na grootste bedrag. Beide scholen worden bestuurd door de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs (RVKO), met 63 scholen één van de grootste besturen in het basisonderwijs. In totaal leveren twintig RVKO-scholen een deel van hun achterstandsbudget in, waaronder de Mariaschool in de achterstandsbuurt Spangen, ook stadsdeel Delfshaven. Hoewel 21 andere RVKO-scholen er een (kleiner) bedrag bij krijgen, levert het bestuur in totaal 1,6 miljoen euro in. Dat is 13 procent van het huidige achterstandsbudget dat 10 procent van de totale inkomsten van het schoolbestuur vormt.

Rotterdam is ook volgens de nieuwe indicator de stad waar verhoudingsgewijs de meeste kinderen wonen die door een ongunstige thuissituatie het risico lopen op een onderwijsachterstand.

Wrang, want Rotterdam is ook volgens de nieuwe indicator de stad waar verhoudingsgewijs de meeste kinderen wonen die door een ongunstige thuissituatie het risico lopen op een onderwijsachterstand. Daarom groeit het achterstandsbudget dat Rotterdamse schoolbesturen gezamenlijk ontvangen ook met 5 procent, maar daar profiteert RVKO dus niet van.

Impuls

Vriend en vijand vinden dat de nieuwe indicator het risico op onderwijsachterstanden beter in beeld brengt dan de verouderde gewichtenregeling. Daarin is het opleidingsniveau van de ouders het enige criterium om te bepalen wie er risico loopt op een achterstand. Omdat het opleidingsniveau stijgt, daalt het aantal gewichtenleerlingen en kalft het budget af. Sinds 2012 is er al 150 miljoen euro verdampt, terwijl de kansenongelijkheid in het onderwijs juist is toegenomen. In de nieuwe systematiek speelt het opleidingsniveau van de ouders nog steeds een rol, maar er worden veel meer niveaus onderscheiden dan in de oude regeling die maar drie gewichten kent: 0, 0,3 en 1,2. Daarnaast tellen nog vier criteria mee, zoals het herkomstland van de ouders en hun verblijfsduur in Nederland. Samen leiden ze tot een achterstandsscore per leerling op een glijdende schaal.

De omvang van het budget ligt voortaan vast; net als de omvang van de doelgroep. Los van de hoogte van de scores is er altijd extra geld voor de 15 procent leerlingen met het hoogste risico op achterstanden. Daarmee komt er een eind aan het automatisch afkalven van het achterstandsbudget. Dat de nieuwe verdeelsystematiek tot budgetverschuivingen zou leiden, stond van tevoren vast, maar schoolbesturen vragen zich wel af hoe het kan dat vooral scholen in achterstandswijken daar de dupe van zijn.

Gewicht

De belangrijkste verklaring: scholen die nu veel leerlingen met het gewicht van 1,2 hebben gaan erop achteruit omdat het laagste opleidingsniveau minder gewicht in de schaal legt. Omdat die scholen vaak ook nog in een postcodegebied staan waar veel mensen wonen die van een uitkering leven, gaan ze er dubbel op achteruit. Scholen in deze zogenoemde ‘impulsgebieden’ krijgen nu namelijk een extra toeslag bovenop de gewichtenmiddelen. Die toeslag verdwijnt omdat in de nieuwe indicator al rekening wordt gehouden met omgevingsfactoren die de onderwijskansen negatief beïnvloeden. Het geld dat met de impulsregeling is gemoeid, wordt toegevoegd aan het achterstandsbudget.

Schoolbesturen krijgen een paar jaar de tijd om hun financiële beleid aan te passen. Ze kunnen zelf bepalen hoe ze de achterstandsmiddelen over de scholen verdelen. Ze hoeven daarbij de achterstandsscores niet te volgen. Die zijn bedoeld om het geld op landelijk niveau eerlijker te verdelen, maar een score zegt alleen iets over het risico op achterstanden binnen een groep leerlingen. Of een individuele leerling daadwerkelijk achterstanden heeft, weten scholen zelf het beste.