Geef leraren hoofdrol bij ontwikkeling curriculum
Leraren moeten een absolute hoofdrol krijgen bij de ontwikkeling van een curriculum in het basis- en voortgezet onderwijs. Zij moeten structureel tijd krijgen om bijvoorbeeld in teams te praten over onderwijsinhoud.
Dat schrijft de Onderwijscoöperatie vandaag in een adviesrapport aan staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs. In het rapport doet de coöperatie, waarin de AOb met andere lerarenorganisaties samenwerkt, vier aanbevelingen aan het ministerie van Onderwijs. “Dit is het advies van de beroepsgroep, nu is het aan de staatssecretaris om een besluit te nemen over het vervolgproces”, zegt AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen.
Dialoog
Nadat de Tweede Kamer in maart zeer kritisch was op Dekker omdat hij docenten te weinig betrok bij de ontwikkeling van het curriculum, kreeg de Onderwijscoöperatie de tijd om een dialoog te organiseren onder leraren over het adviesrapport Onderwijs2032 van begin dit jaar. Een commissie onder voorzitterschap van Paul Schnabel pleit in dit rapport voor één curriculum voor het po en vo, meer aandacht voor digitale en vakoverstijgende vaardigheden, verplicht onderwijs in burgerschap en Engels op de basisschool.
Uit het adviesrapport van de Onderwijscoöperatie blijkt dat leraren heel verschillend denken over onderwijsinhoud en dat het moeilijk te zeggen is of de denkrichting van de commissie-Schnabel de goede is.
Leraren wijzen het advies niet af, maar vragen zich bijvoorbeeld af hoe dat er in de praktijk voor de klas uitziet
Verheggen: “Dit heeft ook te maken met de diverse beroepsgroep. Het is lastig om één geluid te vormen over welke vernieuwingen er door moeten gaan. Een dialoog is daarom erg belangrijk.” Wat leerlingen moeten leren is bovendien niet alleen aan leraren voorbehouden. De overheid neemt uiteindelijk beslissingen over de kerndoelen en eindtermen na een maatschappelijk debat waar zowel leraren, ouders, schoolbesturen en maatschappelijke organisaties aan meedoen. Leraren gaan wel expliciet over de hoe-vraag.
Succes
De Onderwijscoöperatie raadt Dekker sterk aan om de ingeslagen weg niet door te zetten. Het advies van de commissie-Schnabel wordt door de beroepsgroep ervaren als iets dat van bovenaf is opgelegd. “Een grote rol voor leraren bij de ontwikkeling van een curriculum is de absolute voorwaarde voor succes”, zegt Verheggen. “De weg van Schnabel, dus waarbij het ministerie een opdracht geeft aan een commissie, is volgens de Onderwijscoöperatie niet de juiste. Het moet van onderop komen en stap voor stap gaan.” De overheid moet regelen dat er structureel geld en tijd komt zodat leraren hierover kunnen nadenken.
Voor schoolbesturen zien docenten geen rol weggelegd, behalve een faciliterende.
De coöperatie schrijft in het advies dat leraren meer betrokken zullen zijn als zij voorstellen kunnen doen voor een nieuw curriculum en daarover het gesprek kunnen voeren. Dat gesprek begint op scholen, maar kan later schooloverstijgend zijn en uiteindelijk landelijk. ‘Zo is er een continu proces van afstemming’, aldus de coöperatie in één van de aanbevelingen.