MBO

Fusies walsen weer door het mbo

De opleidingen blijven kleinschalig, luidt de belofte. Maar fusiedrift beheerst alweer de colleges van bestuur in het mbo. Hoe zit het met de menselijke maat op een instelling die onderwijs voor 40 duizend jongeren verzorgt?

Tekst Miro Lucassen - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

fusies-mbo

Beeld: Wim Stevenhagen

“Ik heb drie fusies meegemaakt. Iedereen krijgt iets meer”, zegt leraar Nederlands Jan Janssen gekscherend. “De bestuurder en het management krijgen meer geld. En de werkvloer krijgt meer werk. Bij elke schaalvergroting neemt de werkdruk toe.”

Janssen werkt sinds 2019 voor het Vista College (14 locaties, 230 opleidingen, ruim 13.000 mbo-studenten in Zuid-Limburg). Daarvoor zat hij bij ROC Leeuwenborgh, dat ook al een fusie-organisatie was van de mbo-combinaties Sigma College, Stercollege, Walram College en ROV-Opleidingen. Hij begon zijn onderwijsloopbaan op de mts/meao Sittard.

Bij elke schaalvergroting neemt de werkdruk toe

“Daar kende de directeur al het personeel en de meeste leerlingen. Bij de organisaties van nu krijg je onvermijdelijk technocratisch bestuur. De bestuurders staan ver van de werkvloer af, ze kunnen hun personeel niet kennen.”

Megalomaan

Een actueel voorbeeld is Yuverta, de fusie van de groenopleidingen Wellant, Helicon en Citaverde. Samen hebben ze 2200 medewerkers, 8600 mbo-studenten en 12.000 vo-leerlingen, met vestigingen van Amsterdam tot Heerlen. Bestuursvoorzitter Annemarie Moons en vicevoorzitter Titia Bredée kennen niet iedereen, maar benadrukken dat hun organisatie 53 hoofdlocaties heeft: de scholen. Daar ligt de verantwoordelijkheid voor het budget en voor het onderwijs, terwijl ze zijn verlost van aandachtstrekkers als de inkoop van energie, schoonmaak en meubilair. “Om kleine locaties in stand te kunnen houden, heb je sterke centrale ondersteuning nodig voor de bedrijfsprocessen”, zegt Moons.

Om kleine locaties in stand te kunnen houden, heb je sterke centrale ondersteuning nodig

De mbo-historie vermeldt Amarantis en ROC Leiden, beide ten onder gegaan aan megalomane investeringen in vastgoed. Amarantis werd gesplitst, Leiden ging samen met Gouda tot MBO Rijnland. Want: nooit meer Amarantis, was het oordeel, terug naar de menselijke maat. Docenten en studenten moeten elkaar kennen, opleidingen moeten regionaal beschikbaar zijn, management moet zeggenschap hebben. Yuverta is vastbesloten de valkuilen te vermijden. Moons: “Wij zijn van plan van de geschiedenis te leren. We zijn alleen maar groot omdat onze locaties geografisch verspreid liggen.” Bredée: “Onze medewerkers worden beter geholpen in hun werk, bijvoorbeeld bij de didactiek van online lesgeven. Onderdeel zijn van Yuverta geeft rust op een kleine locatie, je kunt dan taken delen als voor een bepaald vak geen fulltime aanstelling te betalen is.”

Zesjescultuur

Een kleinschalige omgeving is te organiseren, blijkt uit het relaas van Cees Luckhardt, docent burgerschap op de locatie Woerden van MBO Rijnland, opleidingen economie: “Alle studenten en docenten kennen elkaar. Het is een kleine school, een deel van het gebouw is voor ons. De docenten en studenten van andere opleidingen zien we haast niet.”

In zijn lokaal is hij de baas, maar daarbuiten regeert de bureaucratie. “Om een student geslaagd te krijgen voor mijn vak, moet ik achttien keer mijn naam invullen op elf formulieren. Gelukkig mag ik mijn naam stempelen, maar ik moet toch veertien handtekeningen zetten. De student moet voor dit ene vak negen formulieren invullen. Het gaat allemaal in een examendossier.”

Collega’s krijgen ook van alles centraal opgelegd, zoals ingekochte examens en het systeem van beoordelen voor opdrachten en werkstukken. “In de computer mag ik alleen voldoende of onvoldoende invoeren. Natuurlijk geef ik toch cijfers in de les, want voldoende/onvoldoende creëert een zesjescultuur. Een student kwam met een geweldig portfolio, dus ik gaf een 9 die ik niet in de computer kon invoeren. Toen zei die student: Dan doe ik het niet meer.”
Pogingen om de code goed of cijfers terug te krijgen, zijn tot nog toe gestrand.

Stelselwijziging

Halverwege de jaren negentig telde Nederland vijfhonderd zelfstandige mbo-opleidingen. De overheid legde toen fusies op om tot vijftig regionale opleidingscentra te vormen, de roc’s. Inmiddels zijn er nog 41 over. Fusies worden getoetst op variatie in het opleidingsaanbod. Die toets is nog nooit in het nadeel van een fusie uitgevallen.

“Je merkt vaak dat beleidsmakers zelf geen kinderen op het mbo hebben”, zegt plaatsvervangend voorzitter Tamar van Gelder van de AOb. “Betrek de ouders er toch bij, zeker als het gaat om samenwerking met het voortgezet onderwijs.”

Je merkt vaak dat beleidsmakers zelf geen kinderen op het mbo hebben

Bij de volgende fusiegolf draait het om die samenwerking. Het wetsvoorstel Bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs maakt nieuwe verticale scholengemeenschappen mogelijk: een instelling voor voortgezet onderwijs én mbo. Alle beroepsonderwijs plus de mavo kunnen zo terechtkomen binnen één organisatie. Havo en vwo mogen er niet aan worden toegevoegd als het aan demissionair minister Ingrid van Engelshoven ligt, die de wijziging presenteert als maatregel tegen de gevolgen van bevolkingskrimp. AOb-sectorbestuurder Hélène Jansen: “Overstappen van het vmbo naar havo wordt op zo’n school nog moeilijker. Leerlingen komen vanaf hun twaalfde meteen in de beroepskolom terecht.”

Bij de tien agrarische opleidingen, de aoc’s, is de combinatie van praktijkonderwijs, vmbo en mbo al gewoon. Yuverta-bestuurder Moons ziet alleen maar voordelen als roc’s het ook zo gaan doen. “We kunnen daardoor een warme start bieden op het mbo. Wij plaveien de route, maar je kunt altijd kiezen voor iets anders als je bijvoorbeeld toch in een winkel wilt werken.”

AOb-sectorbestuurder Hélène Jansen: “Dit is een flinke stelselwijziging waar de politiek niet goed heeft gekeken naar de gevolgen voor personeel. Samengaan leidt tot allerlei uitvoeringsproblemen. Kies liever voor onderwijskundige samenwerking, dat kan ook.”

De vlag uit

Samenwerking met het mbo kan prima zonder fusie, zegt Inge Aalberse, docent aan de praktijkschool Helmond. Bij haar entree-opleiding hebben praktijkleerlingen de kans om verder te gaan op niveau-2 in het mbo. “Praktijkonderwijs leidt op voor werk, de entree-opleiding is het extraatje. Mijn collega’s van ROC Ter Aa vertellen het als er nieuwe richtlijnen zijn en als ik vragen heb, kan ik bij ze terecht. In mijn klas geef ik alle vakken, het roc neemt het examen af en daar ben ik dan assessor bij. Deze vorm van samenwerking heeft voor iedereen meerwaarde, mijn mbo-collega en ik hebben geen behoefte aan een fusie. Als mijn leerlingen de entree-opleiding toch niet aan kunnen, blijven ze in mijn klas met een eigen programma. Dat is dan geen falen. Praktijkdiploma of entreediploma, eindelijk kan ook voor hen de vlag eens uit.”

Autonomie

AOb-bestuurder Van Gelder, eerder werkzaam op het ROC van Amsterdam, vreest dat de mbo-opleidingen ingewikkelde problemen aan het organiseren zijn. “Fusies zijn oké bij krimp bijvoorbeeld en als ze bijdragen aan het werkplezier en de kwaliteit van het onderwijs. Maar let op de autonomie van de leraar en de arbeidsvoorwaarden. De werkgever kan je standplaats veranderen. Op afstanden als Amsterdam-Heerlen betekent dat nogal wat voor woon-werkverkeer, daar is onze cao nog niet goed op afgestemd. En waarom die drang naar uniformiteit met een nieuw logo en huisstijl?”

Let op de autonomie van de leraar en de arbeidsvoorwaarden

Yuverta liet de naam ontwikkelen met steun van Studio Dumbar, dat personeel en studenten raadpleegde om van 150 opties tot vijf mogelijkheden te komen. Het college van bestuur koos Yuverta, dat op zichzelf niets betekent, maar associaties moet oproepen met groen, samenwerking en de menselijke maat.

Concurrentie tussen mbo-instellingen verdwijnt door schaalvergroting, constateert de Limburgse leraar Nederlands Janssen. Zijn ervaring is dat een fusieplan zelden van de agenda verdwijnt. “Voordat de ondernemingsraad in kennis wordt gesteld is er achter de schermen al zo veel gebeurd. De bestuurder heeft het dan al voorgebakken met bedrijven en stakeholders in de regio. Financiële voordelen en vernieuwing zijn leidend. Ik hoor al twintig jaar dat er krimp komt, het valt altijd weer mee. Als je het wilt tegenhouden, heb je heel goede argumenten nodig. Bestudeer de rapportage, schakel deskundigen in en raadpleeg de achterban. Als je alles onder één paraplu brengt, krijg je wezenlijk andere leeftijdsgroepen in je school die je anders moet bedienen. Ik weet niet of dat zo gunstig is.”