Functiewaardering is niet de oorzaak van salarisverschil tussen onderwijssectoren
De salarisverschillen tussen basis- en voortgezet onderwijs worden niet veroorzaakt door verschillen in functiewaardering. De oorzaak is dat het basisonderwijs langer op de nullijn is gezet.
Dat verklaren de Stichting van het Onderwijs en AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen. De Tweede Kamer had de Stichting van het Onderwijs gevraagd onderzoek te doen naar de salarisverschillen tussen het basis- en het voortgezet onderwijs. Werden die verschillen wellicht veroorzaakt door het systeem van functiewaardering? En zou dat systeem moeten worden aangepast?
Het antwoord van de Stichting van het Onderwijs, een overlegplatform van werkgevers en werknemers, is dat de lerarenfuncties in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs op dezelfde manier worden gewaardeerd. “Voor elk onderdeel van de lerarenfunctie worden punten toegekend”, zegt Verheggen. “Het zelfstandig draaien van een groep levert meer punten op dan het assisteren in een groep. Leidinggevende taken leveren extra punten op enzovoort.” Deze criteria, samen met het aantal bijbehorende punten, zijn gelijk in het primair en voortgezet onderwijs.
Knoppen
Het salarisverschil wordt dus niet veroorzaakt door de functiewaardering, maar door beloning van die functies. Een leraar met bijvoorbeeld 55 punten in het voortgezet onderwijs krijgt meer salaris dan een leraar met 55 punten in het basisonderwijs.
AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen: 'De oorzaak van de salarisverschillen is dat de politiek aan de knoppen draait'
“De oorzaak van de salarisverschillen is dat de politiek aan de knoppen draait”, zegt Verheggen. In de eerste plaats is het de bedoeling dat de lonen in het onderwijs de salarissen in het bedrijfsleven volgen; de zogenoemde referentiesystematiek. Verheggen: “Maar als de politiek wil bezuinigen, wordt die systematiek geheel of gedeeltelijk losgelaten en wordt het onderwijs op de nullijn gezet. Dat is zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs jarenlang gebeurd. Maar in het basisonderwijs startte de nullijn één jaar eerder.”
Budgetten
Verder vermoedt Verheggen dat er verschillende budgetten voor de arbeidsvoorwaarden worden toegekend aan het primair- en voortgezet onderwijs. En dat het basisonderwijs domweg minder geld krijgt dan het voortgezet onderwijs. “Maar in de hoogte van die budgetten krijgen wij als vakbonden nooit inzicht. Dat noem ik het best bewaarde geheim van Den Haag.”
Het opheffen van de salarisverschillen is eigenlijk heel simpel, zegt Verheggen. “Werk in de eerste plaats de bestaande salariskloof weg. Zorg daarna dat de sector basisonderwijs genoeg geld krijgt om leraren normaal te belonen. En geef openheid in de budgetten per sector, zodat wij er in cao’s voor kunnen waken dat dat salarissen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs in de pas blijven lopen.”
En gebruik, tenslotte, de referentieramingen waarvoor ze bedoeld zijn. “Niet als bezuinigingsmiddel, maar als garantie voor een marktconform salaris voor iedereen in het onderwijs.”