Frans leren zonder boeken en regels
Kinderen onderdompelen in een nieuwe taal is effectiever dan beginnen met regeltjes uit een boek. Tenminste, als de docent frustratie en vragende gezichten in de klas weet te voorkomen.
De brugklassers die binnenkomen in het lokaal van madame Vis maken nog een laatste selfie. Dan bergen ze hun telefoon op in een rugzak onder hun stoel. Niet alleen het mobieltje moet in de tas blijven, maar ook alle boeken. Die zijn niet nodig voor deze les op het Amsterdamse Cygnus Gymnasium. Wie over de drempel stapt in dit lokaal mag alleen nog Frans spreken. De meeste van deze 29 kinderen hadden dat aan het begin van dit schooljaar nog nauwelijks gedaan, maar nu moeten ze zich maar redden.
“Kaja est absente?”, vraagt docent Pauline Vis aan Steef, een guitig joch met sluik zwart haar en grijze gympen. Hij schudt van nee. De plek naast Steef is leeg, maar Kaja komt er zo aan.
“Non, un grand cercle, pas petit”, zegt madame Vis in elementair Frans. “Tu peux aller un peut comme ça?.” Ze zet haar woorden kracht bij met weidse armgebaren. De kinderen begrijpen dat ze plaats moeten maken voor anderen, totdat ze zitten in een grote ‘U’. Hun volgorde stemt overeen met de voornamen op een plattegrond op het digibord. Het is pas hun vijfde Franse les.
Verdrinken
Kinderen onderdompelen in een taal is mooi, maar ze mogen niet verdrinken. “Als de docent een uur lang Frans spreekt over de hoofden van de kinderen heen, dan raak je ze kwijt”, vertelt Audrey Rousse-Malpat. Als onderwijsonderzoeker promoveerde zij eerder dit jaar aan de Rijksuniversiteit Groningen op de effectiviteit van twee verschillende varianten van Franse les.
“Als je bij het eerste het beste vragende gezicht overschakelt op het Nederlands is het ook niet goed”, zegt Rousse-Malpat. “Dan maak je het ze weer veel te gemakkelijk.”
Het is niet goed als je bij het eerste het beste vragende gezicht overschakelt op het Nederlands
Voor haar promotieonderzoek volgde Rousse-Malpat 229 middelbare scholieren vanaf hun eerste lessen Frans, drie jaar lang. Van de scholieren werkte 40 procent met een traditionele methode, Grandes Lignes of D’accord, waarin grammatica wordt uitgelegd en waarin leerlingen doorgaans veel meer schriftelijke oefeningen maken.
De andere 60 procent kreeg les uit AIM, een van oorsprong Canadese methode die madame Vis en haar collega’s gebruiken. Naast de vele gebaren zijn een beperkt vocabulaire en vaste spreekpatronen kenmerkend voor deze aanpak. Die moeten voorkomen dat kinderen verzuipen in een overdaad aan onbegrijpelijke taal.
De analyse, de regels, dat komt allemaal later wel
De onderbouwgroep die in het Frans werd ondergedompeld haalde na een jaar 35 procent betere cijfers voor Frans spreken en schrijven dan de groep met de traditionele aanpak. In de jaren 2 en 3 bouwden zij hun voorsprong nog iets verder uit. Alleen op het onderdeel woordenschat vond Rousse-Malpat geen verschil tussen beide groepen.
Volgens Rousse-Malpat is de Canadese methode AIM geïnspireerd op een aanpak die het Amerikaanse leger in de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde om militairen snel Duits en Frans te leren. Native speakers herhaalden begrijpelijke standaardzinnen keer op keer zodat ze bij de militairen bleven hangen. “Als je een taal snel wilt leren, dan moet je zo weinig mogelijk spreken ‘over’ de taal en zo veel mogelijk ‘in’ die taal”, zegt Rousse-Malpat. “De analyse, de regels, dat komt allemaal later wel. Tegen de tijd dat kinderen op de basisschool voor het Nederlands grammaticaregeltjes gaan leren, hebben ze met die taal ook al jarenlang ervaring opgedaan.”
Handvatten
Het lijkt erop dat leerlingen er baat bij hebben een vreemde taal van meet af aan te spreken, mits docenten voldoende handvatten hebben om onbegrip te voorkomen. “Als leerlingen niet begrijpen wat er wordt gezegd, is dat het probleem van de docent en niet van de leerlingen”, zegt Rousse-Malpat.
De klas herhaalt zinnetjes die madame Vis uitspreekt steeds opnieuw. “Bonjour la classe, comment ça va?” Eén voor één wijst ze leerlingen aan. ‘Moi, ça va très bien’, antwoorden Tessel, Stijn en Tom om beurten.
Madame Vis lacht en eist van alle leerlingen bijna voortdurend de volle aandacht op. Rosa, een klein meisje in het geel, met zwart haar, zit op het puntje van haar stoel en staart madame Vis intens aan, met een leergierig vuurtje in haar ogen. Een enkeling gaapt of zakt wat onderuit, de klas is net terug van schoolkamp, maar met de handgebaren doet iedereen enthousiast mee.
“Supèr. Supèr”, straalt madame Vis. “La classe est fantastique!” Als het enthousiasme te groot wordt, volstaat een kort doucement: rustig aan. Een heel enkele keer wordt een leerling op corrigerende toon bij naam aangesproken. Soms is het nodig een enkel woordje in het Nederlands te vertalen. En dat de kinderen te laat in de klas waren, pikt madame Vis maar één keer. Dat uitgangspunt verwoordt ze ook klip-en-klaar in het Nederlands.
Pittig
Het Cygnus Gymnasium, een school met ruim achthonderd leerlingen in de Amsterdamse Transvaalbuurt bestaat uit vier verdiepingen beton. Van buitenaf is hier en daar een kleurig venstertje zichtbaar. In de schaduw van het gebouw ligt een omheind voetbalveldje. Op het schoolplein staan mozaïekbankjes.
De sectie klassieke talen heeft zich door de sectie Frans laten inspireren. Ook daar wordt geprobeerd om met de kinderen bij binnenkomst van het begin af aan Latijn te spreken
In de pauzeruimte binnen spelen kinderen tafelvoetbal of piano à quatre mains. Veel andere kinderen zitten er met hun laptop opengeklapt. In de lerarenkamer op de eerste verdieping vertelt docent Eric Schneiders dat de sectie klassieke talen zich door de sectie Frans heeft laten inspireren. Ook daar wordt geprobeerd om met de kinderen bij binnenkomst van het begin af aan Latijn te spreken. “Jazeker”, zegt Schneiders, een dode taal spreken kan. “Uit geschreven bronnen kunnen we herleiden hoe het Latijn klonk.” Dat de secties Duits en Engels op het Cygnus zich nog niet aan de aanpak hebben gewaagd, begrijpt Schneiders wel. In deze lessen ligt het aanvangsniveau hoger dan voor Frans of voor klassieke talen.
Naar de tijd voordat ze de methode AIM introduceerde, wil ze zeker niet terug. ''Nu zijn we veel meer met het rendement bezig dan met de oefeningen op zichzelf.”
Na afloop van haar les relativeert Pauline Vis zelf het enthousiasme in haar klas. “Eersteklassen vinden Frans altijd wel leuk. Het is nu eenmaal leuk om een nieuwe taal te leren.” Ze bevestigt dat deze manier van lesgeven ook erg inspannend is. “Gelukkig heb ik niet alleen brugklassen.”
Naar de tijd van twaalf jaar geleden, voordat ze de methode AIM op het Cygnus introduceerde, zou ze zeker niet terug willen. Ze brengt de lessen van toen in haar herinnering terug: “‘Sla je boek open’, zei ik toen aan het begin van de les. ‘We zijn de vorige les bij oefening 10 geëindigd en we beginnen nu aan oefening 11.’ Nu zijn we veel meer met het rendement bezig dan met de oefeningen op zichzelf.”
Voor een klas die net een maand bezig is, klinkt het Frans soms best pittig. Ook fysieke handelingen helpen de kinderen om te begrijpen wat er wordt gezegd. Om en om worden een paar leerlingen naar buiten gestuurd. Ze stappen over de ligne magique, de magische lijn waarbuiten ze Nederlands mogen praten.
Voordat ze binnen mogen komen vraagt madame Vis de kinderen op de deur te kloppen. Ook hier maakt bijpassende gebarentaal de opdrachten begrijpelijk: marche à la porte (bij het naar buitengaan), ouvre la porte, sors de la classe, frappe à la porte et entre dans la classe, merci beaucoup.
Op de vraag wat ze vinden van deze aanpak, draaien Luna, Nada en Yuna zich tegen het einde van de les tegelijkertijd om. “Veel beter dan met je boek in de klas zitten”, zegt Luna. Yuna vond madame Vis’ les van twee weken geleden zelfs nog leuker dan die van vandaag. “Toen mocht je nog meer doen”, zegt ze. “Je mocht elkaar zelfs commanderen.” Na afloop van de les vertelt Pauline Vis dat Yuna wat dat betreft later in het jaar nog wel aan haar trekken zal komen. “Dan mogen de leerlingen ook de docent commanderen. En wat is er nu leuker dan je docent Frans het bevel te geven dat ze onder tafel moet kruipen?”