Alle

Extra geld voor onderwijs belandt niet op juiste plek

Het ministerie van Onderwijs trok de afgelopen jaren miljarden uit om de klassen in het voortgezet onderwijs te verkleinen, docenten meer loon te bieden en meer leraren aan te stellen. Daarvan is niets terechtgekomen. Het is onduidelijk waar het geld aan is besteed, stellen oud-leraar en econometrist Hans Duijvestijn en wiskunde-docent Frans van Haandel.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

Het ministerie van Onderwijs trok de afgelopen jaren miljarden uit om de klassen in het voortgezet onderwijs te verkleinen, docenten meer loon te bieden en meer leraren aan te stellen. Daarvan is niets terechtgekomen. Het is onduidelijk waar het geld aan is besteed, stellen oud-leraar en econometrist Hans Duijvestijn en wiskunde-docent Frans van Haandel.

Ze deden op persoonlijke titel onderzoek naar de lumpsumfinanciering in de periode 2002-2015 in het voortgezet onderwijs. Onder meer van het ministerie van Onderwijs en de AOb kregen ze informatie. Hun conclusies delen ze op hun blog en in online-magazine De Correspondent.

Onderzoek
Elk schoolbestuur krijgt van de overheid geld voor onderhoud, materialen en voor personeelskosten, de zogenoemde lumpsum. Scholen hebben de vrijheid om dit geld naar eigen inzicht uit te geven. Controle achteraf is daarbij vaak lastig. ‘Het is hoog tijd voor de politiek om een onderzoek te initiëren naar de vraag waaraan het publieke geld is besteed en of het doelmatig is besteed’, aldus de twee docenten.

Zij berekenden op basis van conclusies van het Sociaal Cultureel Planbureau dat het voortgezet onderwijs jaarlijks zo’n 1,4 miljard euro extra kreeg. Hun vraag was: hoeveel van dat extra geld komt terecht in de klas bij de leraren? Naar de inzet van extra docenten is het geld in ieder geval niet gegaan. Het aantal fte aan leraren steeg met 6 procent, het aantal leerlingen nam sterker toe met 12 procent in de periode 2002-2015.

Ook aan kleinere klassen is het geld niet uitgegeven. Dit kun je zien aan de leerling-leraarratio, het aantal leerlingen per leraar. In 2002 was de leerling-leraarratio 14,4 en is naar 15,6 gestegen in 2015, zo staat in het onderzoek.

Andere prioriteiten
Volgens Haandel en Duijvestijn is ook het salaris van docenten achtergebleven. Hun berekeningen laten zien dat het reële loon van docenten sinds 2002 met ruim 2 procent is gedaald tot 2015. Zij wijzen de politieke partijen die nu bezig zijn met een coalitie erop, dat het goed is om te achterhalen waar het geld terechtkomt als ze miljarden in het onderwijs willen investeren. ‘Echter, wie kan met de huidige lumpsumfinanciering garanderen dat straks niet nogmaals blijkt dat schoolbesturen andere prioriteiten stelden?’

De SP heeft over het onderzoek Kamervragen gesteld bij demissionair staatssecretaris Dekker van Onderwijs. In 2015 diende een meerderheid van de Kamer al een motie in waarin de regering wordt verzocht alternatieven voor de lumpsum te onderzoeken.