Examens vso stuiten op weerstand Tweede Kamer
Ondanks een spervuur aan vragen kwamen onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven vandaag tijdens een zeven uur durend debat in de Tweede Kamer over de gevolgen van de coronacrisis nauwelijks in de problemen. Op één punt na: een meerderheid keerde zich tegen het besluit om de staatsexamens in het voortgezet speciaal onderwijs te laten doorgaan.
Terwijl de centraal schriftelijke examens in het reguliere voortgezet onderwijs zijn geschrapt, staan de staatsexamens voor vso-leerlingen nog wel op de rol vanaf eind mei. Dat leidt tot veel onbegrip bij onder meer de coalitiepartijen. D66 en CDA willen volgende week woensdag een motie in stemming brengen die ertoe oproept de diploma's te baseren op behaalde schoolresultaten - lees: de vso-examens te schrappen. Minister Slob, die het examenbesluit verdedigde, zei op de valreep dat hij voor de stemming nog met een nieuwe brief zal komen.
Onhoudbaar, dit kun je de leerlingen niet aandoen. De leerlingen hebben op 13 maart voor het laatst een leraar van dichtbij gezien
“Onhoudbaar, dit kun je de leerlingen niet aandoen. De leerlingen hebben op 13 maart voor het laatst een leraar van dichtbij gezien”, aldus CDA-Kamerlid Michel Rog. “Juist deze leerlingen hebben belang bij de nabijheid van een leraar”, sprak D66-Kamerlid Paul van Meenen. Rudmer Heerema (VVD): “Als ik als vwo-leerling twee maanden geen onderwijs had gehad, had ik m’n examens niet gehaald. Dat vragen we nu wel van vso-leerlingen.”
De examens schrappen is geen optie, aldus minister Slob, onder meer om de waarde van het diploma te waarborgen. Volgens hem is er gezocht naar mogelijkheden om herkansingen te verruimen. “Deze leerlingen zijn bij mij geen vergeten groep. Iedereen die voor het diploma gaat en een herkansing nodig heeft, kan die krijgen.”
Verwachtingen
Vso-scholen gaan op z’n vroegst vanaf begin juni weer open, net als het reguliere voortgezet onderwijs. Dat is eerder dan de maand die het Outbreak Management Team (OMT) adviseerde tussen de heropening van het primair en voortgezet onderwijs, erkende Slob. Wel temperde hij de verwachtingen met een omzwachtelde formulering. “De indruk dat op 2 juni iedereen weer naar het vo zal gaan, dat is niet wat wij nu denken dat mogelijk zou kunnen gaan gebeuren. We hopen dat er wel wat ruimte gaat komen, maar het zal niet overdadig veel zijn. Wellicht kunnen de scholen ook iets leren van het primair onderwijs.”
Maar hoe dan? Veel is nog niet uitgekristalliseerd of werk in uitvoering, bleek bij het opmaken van de balans. Geregeld kwam de Tweede Kamer weinig verder dan 'Dat is aan de scholen' of 'Daar zijn we mee bezig'. Zoals over de compensatie voor studenten die door de coronacrisis vertraging oplopen (Van Engelshoven: eerst in kaart brengen om welke studenten het gaat), de signalen dat minder vmbo-gediplomeerden zich nu aanmelden bij het mbo (Van Engelshoven: we zullen de achtergronden in beeld brengen) en de onzekere positie van onderzoekers aan universiteiten met tijdelijke contracten (Van Engelshoven: het beeld is heel divers, we zijn in gesprek met instellingen, de beweging moet van verschillende kanten komen).
Veel vragen gingen over de heropening op 11 mei van de basisscholen en scholen voor speciaal (basis) onderwijs. Een randvoorwaarde die de overheid gesteld heeft, is dat leerlingen hele dagen naar school gaan - en dat voor de helft van de onderwijstijd. De pedagogische en logistieke uitvoering is aan scholen, in nauw overleg met medezeggenschapsraden. Protocollen moeten de teams daarbij de weg wijzen.
“Ik ga ervan uit dat het op de meeste plekken ook zo zal gaan", aldus Slob. "En waar men afwijkt, als de situatie net iets anders is, verwacht ik dat de motivatie gedragen wordt en dat alle partijen daarbij betrokken worden. Die ruimte, balanceren tussen strakke eisen en maatwerk, hebben we gegeven.”
En waar men afwijkt, als de situatie net iets anders is, verwacht ik dat de motivatie gedragen wordt en dat alle partijen daarbij betrokken worden
Een deel van de leraren vreest dat de werkdruk alleen maar verder zal oplopen. Leerlingen die een paar dagen in de week thuisblijven, moeten dan ook vooruit kunnen - terwijl de leerkracht dan voor de klas staat om de andere helft van de groep les te geven. Je kunt niet verwachten dat leraren voor de klas staan en daarnaast ook nog eens afstandsonderwijs verzorgen, aldus SP-Kamerlid Peter Kwint.
Slob: “We gaan dat vanuit Den Haag niet voor scholen invullen. Het spreekt voor zich dat er iets verzorgd wordt voor kinderen op de dagen dat ze niet naar school gaan. Dat ze niet denken: maandag naar school, dinsdag een vrije dag. Maar er zitten grenzen aan wat je kan doen, je kan niet het onmogelijke van leraren vragen. Het is aan het bestuur om te kijken wat verantwoord is en om te voorkomen dat mensen over hun grenzen gaan.”
Het inventariseren en wegwerken van opgelopen achterstanden zal op scholen een hoge prioriteit hebben. Zomerscholen kunnen daarbij een rol spelen - Slob komt later nog met ideeën. Opvallend was de expliciete oproep van VVD’er Heerema om niet te morrelen aan de zomervakantie. “Ik wil niet dat docenten in het najaar allemaal overwerkt zijn, want dat zorgt alleen maar voor nog meer problemen. Zomerscholen kunnen behulpzaam zijn, maar laten we dat beperken tot de meest kwetsbare leerlingen.”