Eis je professionalisering op
Geld bedoeld voor bijscholing van leraren wordt besteed aan evenementen met duurbetaalde sprekers. Wat heeft de leerling daaraan, vraagt docent Jasper Rijpma zich af.
Halverwege april organiseerde een grote scholenkoepel in de regio Zwolle een evenement voor al zijn medewerkers in het lokale theater. Maar liefst 1500 onderwijsprofessionals genoten van een middagje dans, muziek en cabaret. De aanleiding vormde het vertrek van de bestuursvoorzitter, die een dag later officieel met pensioen ging, na jaren dienst.
Alle registers werden opengetrokken. Local hero Typhoon gaf een optreden. De keynote werd verzorgd door beeldend kunstenaar Danielle Braun. Publieksfilosoof Lammert Kamphuis was dagvoorzitter en Tjip de Jong nam vooraf een podcast op. Het organiseren werd uitbesteed aan een evenementenbureau. Op de borrel waren bitterballen (vega opties beschikbaar). Iedereen blij.
Toen ik een paar weken later de vrolijke foto’s van het stampvolle theater op m’n Linkedin-tijdlijn voorbij zag komen, verslikte ik me bijna in mijn lauwe kop rooibosthee. Ik gun al deze Zwolse onderwijscollega’s absoluut het plezier, maar het evenement riep meteen allerlei vragen bij me op.
Er moesten astronomische kosten verbonden zijn geweest aan deze dag. Ter verduidelijking: het gaat hier om gemeenschapsmiddelen, bekostigd vanuit de lumpsum. Wat heeft dit de gemeenschap gekost? Wat heeft dit de gemeenschap opgeleverd? Maar vooral: is zo’n evenement een exorbitante uitzondering, of is er een breder patroon?
Ik deed navraag bij de raad van toezicht van de scholenkoepel over het doel van de dag en de herkomst van de middelen waarmee het evenement bekostigd is. Bemoeizuchtig, dat snap ik, maar het leken mij legitieme vragen. Op mijn mail heb ik geen antwoord gekregen. Ik moet het dus houden op de (beredeneerde) speculatie dat deze uitgaven in ieder geval ten dele betaald zijn uit middelen voor de professionalisering van het personeel.
Scholen potten middelen op en besteden deze aan zaken die niets met het primaire proces te maken hebben
De reden dat ik dit met enige stelligheid durf te beweren, is omdat de casus niet op zichzelf staat. Het Zwolse evenement legt systeemfouten bloot. Scholen potten middelen op die bedoeld zijn voor de professionalisering en besteden deze in veel gevallen aan zaken die niets met het primaire proces te maken hebben. Een model waar evenementenbureaus, dagvoorzitters, keynote speakers en entertainers van profiteren. Een industrie die voor een aanzienlijk deel drijft op publieke middelen.
Nut en noodzaak van nascholing
Zelf heb ik ooit ook voor zo’n volle zaal met onderwijscollega’s gestaan, die allemaal honderden euro's vanuit hun persoonlijk ontwikkelbudget neerlegden om naar mij te mogen luisteren. Na afloop kreeg het publiek een kekke tablet mee naar huis. Voor die spreekbeurt mocht ik destijds een leuke duit opstrijken, maar na afloop werd ik bevangen door een brandend gevoel van twijfel over nut en noodzaak van dit soort nascholingsactiviteiten.
Wat hebben de leerlingen hier eigenlijk aan gehad? De aanwezigen konden in ieder geval geen les geven, toen ze naar mij aan het luisteren waren. Mijn drang om de casus in Zwolle uit te pluizen wordt dus ook ingegeven door persoonlijk schuldgevoel.
Dergelijke evenementen brengen in mijn optiek een perverse prikkel aan het licht in de besteding van gemeenschapsmiddelen. En deze lijkt symptomatisch voor een aantal zaken die op dit moment misgaan in de aansturing van het onderwijs.
Wat we hier zien raakt aan minstens drie zaken die nu spelen. De ondoelmatige besteding van professionaliseringsmiddelen. De ontspoorde autonomie van scholenkoepels (onder meer om te beschikken over diezelfde middelen). En het gebrek aan serieus toezicht op het bestuur van onderwijsstichtingen.
Het is de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht om toe te zien op de kerntaak - en niet die van een bemoeizuchtige leraar die kampt met een schuldgevoel
Het is de kerntaak van bestuurders om kwalitatief goed onderwijs te bieden. Hun (financiële) beslissingen moeten primair dat doel dienen. Het is de verantwoordelijkheid van de raad van toezicht om toe te zien op die kerntaak - en niet die van een bemoeizuchtige leraar die kampt met een schuldgevoel.
Maar er ligt ook een verantwoordelijkheid voor de beroepsgroep. Iedere leraar heeft jaarlijks een professionaliseringsbudget van maar liefst 600 euro tot zijn of haar beschikking. Veel leraren weten niet dat ze daar autonoom over kunnen beschikken. Deze professionaliseringsmiddelen worden voor een groot deel dus niet of verkeerd benut, of blijven op de plank liggen, wat dergelijke uitspattingen mogelijk maakt.
Wat wél werkt
Uit degelijk onderzoek weten we wat wél werkt. Nascholing heeft alleen zin wanneer het over langere termijn uitgesmeerd is, wanneer het gekoppeld is aan de ontwikkelingsdoelen van zowel de leraar als de school én wanneer het direct effect heeft op de lespraktijk van de leraar of ondersteuner.
Een middagje naar het theater is leuk. Lammert Kamphuis is een begaafd spreker. Maar met het verbeteren van de onderwijskwaliteit heeft dit natuurlijk helemaal niets te maken. We hebben te kampen met dalende prestaties, wat we serieus moeten nemen. Hoe valt dit te rijmen met zoveel spilzucht?
Dus collega’s, neem je beroep serieus! Maak gebruik van de middelen waar je recht op hebt. En gebruik dat geld waar het voor bedoeld is: voor je leerlingen.
Jasper Rijpma is docent geschiedenis en stond aan de basis van het onderwijsverbeterprogramma Ontwikkelkracht. Deze opinie schreef hij op persoonlijke titel verscheen in het Onderwijsblad van juni 2024.
Wil jij meedenken over professionaliseringsactiviteiten en ontwikkelpaden voor leraren? Meld je aan!
Waar heb jij recht op?
De jaarlijkse, persoonlijke budgetten voor professionalisering verschillen per onderwijssector. Check de cao-pagina van de sector waarin je werkt, scroll naar 'Scholingsafspraken'.