PO
VO

Dure doorstroomtoets zorgt voor heibel

Gelaten, op hoop van zegen, of ronduit boos gaan basisscholen de periode van de doorstroomtoetsen weer in. De verschillen tussen toets- en schooladvies zijn vaak te groot en de vergelijkbaarheid van toetsen onderling staat ter discussie. Schoolleiders en vakbonden willen terug naar één centrale toets. De Tweede Kamer heeft inmiddels een motie aangenomen om te verkennen wat daarvoor nodig is.

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

jp doorstroomtoets

Bij 28 procent van de leerlingen is in 2024 het schooladvies naar boven toe bijgesteld. In 2023 was dat nog 10 procent. Beeld: Rosa Snijders

Het is als een sjoelbak met zeven openingen. Helemaal links het praktijkonderwijs, uiterst rechts het vwo. Op dit moment is de eerste sjoelronde gestart: basisscholen geven ongeveer 175 duizend groep-8 leerlingen in januari het voorlopige schooladvies. 

Als het goed is, is dit advies geen verrassing. Al jaren vinden gesprekken plaats over toetsscores, werkhouding en motivatie. Verbazing ontstond vorig schooljaar wel bij sjoelronde twee: de doorstroomtoets. Die fungeerde voorheen als second opinion, maar per 2024 moet de basisschool het advies naar boven bijstellen wanneer een leerling hoger scoort op de toets, al geldt deze verplichting niet voor het praktijkonderwijs.

Onverwachte groei

Kansrijk adviseren heet dat. Voorlopige cijfers van het ministerie van Onderwijs laten zien dat bij 28 procent van de leerlingen het schooladvies in 2024 naar boven toe is bijgesteld. In 2023 gebeurde dat nog bij 10 procent.

Dit artikel stond in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!

Ook directeur Misha Berlijn van Wilhelminaschool in Helmond zag een onverwachte groei in vaardigheden van zijn laatstejaars op de doorstroomtoets: “Het gaf vooral vragen, onduidelijkheid en ruis. Je gaat intern kijken: wat hebben we gemist? Het frustreert als je daar niet uitkomt.” 

En hoger is niet altijd beter, benadrukt Berlijn. “Niemand heeft er belang bij als een leerling op een niveau terechtkomt dat hij niet aankan.” De Wilhelminalschool - klant bij Cito voor de Leerling in Beeld-toets - kwam er uit met de betreffende leerlingen en ouders. Berlijn: “In een enkel geval hebben we gezegd: we staan niet helemaal achter de toetsuitslag. Die ouders hebben hun kind conform het schooladvies ingeschreven op de middelbare school.”

Er zijn veel en zure gesprekken gevoerd

Anders ging het bij scholen in Berlijns omgeving waar de afwijking de andere kant op schoot. Leerlingen scoorden lager op de doorstroomtoets dan de school had geadviseerd en voorzien. Voor het kind is dat teleurstellend, maar heeft het verder weinig gevolgen. Het hogere schooladvies blijft dan overeind. Maar de scholen hebben een probleem, vertelt Berlijn.

In een regionaal overleg voor kleine schoolbesturen ging het er vaak over. Berlijn: “Er zijn veel en zure gesprekken gevoerd. De uitslagen van de toets tellen drie jaar mee voor de Onderwijsinspectie. Ze zijn te vinden op website Scholen op de kaart, waar ouders naar kijken wanneer ze een basisschool gaan kiezen.”

Onacceptabel

Al snel wisten scholen de landelijke media te vinden. Onrust op basisscholen over uitkomsten nieuwe doorstroomtoets: ‘Dit klopt gewoon niet’, kopte de Volkskrant in maart. De PO-raad deed ‘na veel signalen’ eigen onderzoek. Conclusie: de huidige situatie met acht toetsen van zes toetsaanbieders is ‘onacceptabel’. Voorzitter Freddy Weima: “Laten we niet experimenteren met de onderwijskansen van kinderen en met elkaar afspreken dat dit snel anders moet.”

In de zomer klom staatsecretaris Mariëlle Paul in de pen en schreef zij de Tweede Kamer dat de verschillen ook ‘simpelweg een reflectie zijn van het feit dat niet alle scholen dezelfde scores kunnen behalen’. Het gelijktijdig verschenen rapport Terugblik normering doorstroomtoetsen 2024 door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) bevestigt de grote afwijkingen. Maar het college stelt ook dat alle toetsen ‘representatief zijn voor de prestaties van leerlingen’ en dat de onderlinge normering in 2024 ‘goed is gelukt’.

Geen vertrouwen 

Schoolleider Eva Naaijkens van de Amsterdamse Alan Turingschool trok vorig schooljaar als eerste publiekelijk aan de bel en voelt zich ‘te kakken gezet’ en ‘niet serieus genomen’. Naaijkens: “Ik ben hier echt boos over. Als je zo blijft ontkennen dat er een probleem is, ben je helemaal niet geïnteresseerd in hoe beleid in de praktijk uitpakt. Dat neem ik de staatsecretaris enorm kwalijk.”

Het bestuur waar Naaijkens’ school onder valt, ASKO-scholen, riep haar schoolleiders met klem op over te stappen naar Leerling in Beeld. Naaijkens: “Wij hebben dat gedaan. Ik heb geen vertrouwen meer in een systeem met meerdere toetsen. Als scholen om je heen voor andere aanbieders gaan, met zulke verschillende uitkomsten, ontstaat ongelijkheid voor alle kinderen in Amsterdam.” 

Martin Ooijevaar, directeur Onderwijs bij SKOWF in West-Friesland, gelooft niet dat de verschillende toetsen gelijke kansen bieden, liet hij recent in dagblad Trouw weten. Ooijevaar adviseerde zijn scholen waar mogelijk voor de papieren toets te gaan, bij voorkeur die van Leerling in beeld, de commerciële tak van Cito. 

Ook psychometricus Monika Vaheoja steekt haar hand niet in het vuur voor de vergelijkbaarheid. Ze was nauw bij het project betrokken en vertrok deze zomer bij A-vision, het bedrijf dat de Route8-toets maakt. Niet vanwege haar werkgever, maar omdat ze de vinger niet achter de statistische som krijgt die uiteindelijk bepaalt of een kind bijvoorbeeld in het vakje havo of vwo belandt. Vaheoja: “Ik sta nog steeds volledig achter de visie van A-vision en achter Route8-toets. Maar ik mis transparantie bij de betrokken landelijke organisaties. Er is te weinig openbare informatie om te controleren of de vergelijking tussen de toetsen correct gaat.” 

Terug naar één aanbieder

De PO-raad wil zo snel mogelijk terug naar één aanbieder. De werkgevers gingen destijds akkoord met meerdere makers, onder voorwaarde dat de toetsen vergelijkbaar zouden zijn. Voorzitter Weima: “Wij concluderen dat dit niet is gelukt.” De raad ziet sowieso liever een later selectiemoment dan op 11 – en 12-jarige leeftijd: “Totdat het zover is, willen we ons gemankeerde systeem tenminste zo eerlijk mogelijk maken.” 

Vaheoja snapt deze reflex. “Ga je naar één toets, dan ben je af van die ontzettend complexe statistiek om ze onderling vergelijkbaar te maken. Dat is ingewikkeld, met adaptieve en minder adaptieve doorstroomtoetsen en papieren en digitale varianten.” Maar, weet ze, het onderscheid bestaat met een reden. “Leraren die met Route8 werken, vaak op sbo-scholen, waren zo blij. Hun leerlingen konden eindelijk laten zien waar ze goed in waren, omdat de toets zich aanpast aan hun niveau.” 

Grofweg tien jaar geleden was keuzevrijheid hét argument voor marktwerking met de toen verplicht gemaakte eindtoets. Ook wilden politici een monopoliepositie van Cito voorkomen. Het CDA en de ChristenUnie zorgden ervoor dat scholen voor een alternatieve eindtoets mochten kiezen. De kosten bedroegen jaarlijks 3,5 miljoen euro. 

Kalibreer-puzzel

Inmiddels is dat bedrag bijna verdrievoudigd naar 8,5 miljoen euro per jaar, laat Paul weten in antwoord op vragen van NSC en GroenLinks-PvdA in november. Bijna alle scholen hebben inmiddels een commerciële aanbieder gekozen. Paul schrijft ook dat de digitalisering duur was en - daar komt ‘ie weer - dat het kostbaar is om met alle betrokken organisaties de toetsen onderling vergelijkbaar te maken. 

Naast de kosten en de complexe kalibreer-puzzel zijn ook de doelen van de doorstroomtoets discutabel. De momentopname in groep 8 moet inmiddels antwoord geven op heel verschillende vragen. Welke vorm van voortgezet onderwijs is het meest geschikt voor dit kind? Voldoet deze leerling aan de landelijke normen voor taal en rekenen, de referentieniveaus? Hoe goed is de kwaliteit van het onderwijs op deze school? En: hoe gaat het met taal- en rekenonderwijs in heel Nederland? 

Ze doen alsof ze met natuurkunde bezig zijn, maar het is allemaal boterzacht

Statisch gezien is dat een no go, weet toetsexpert Karen Heij. Zij promoveerde in 2021 op de eindtoets. “Je kunt op basis van zo’n toets, of het er nu één is of acht, niet zulke verregaande uitspraken doen. Het is prima om te benchmarken op populatieniveau, maar het gaat om de grote broek die je daarbij aantrekt op kindniveau: is wat uit deze toetsen rolt een heilige niveau-vaststelling of een indicatie?” 

Heij las het CvTE-rapport over de doorstroomtoets in 2024: “Ze doen alsof ze met natuurkunde bezig zijn, maar het is allemaal boterzacht.” En ook zij mist data, over de foutmarges bijvoorbeeld. Bovendien, benadrukt Heij, heeft ‘de grote broek’ - de macht die de toets heeft - al jaren nare neveneffecten. Het is bekend dat sommige goedbedeelde ouders hun kind laten oefenen. En omdat de toetsen vooral taal en rekenen meten, een politieke keuze, versmallen ze het onderwijs. 

Staatssecretaris Paul geeft het nog de tijd, laat ze in november weten: ‘Het is verstandig het nieuwe stelsel en de doorstroomtoetsen een reële kans te bieden.’ Ze wil in ieder geval tot 2027 verder onderzoek doen naar hoe het huidige systeem uitpakt voor ‘het stelsel’ en naar de verschillen tussen de aanbieders. 

Inmiddels heeft de Tweede Kamer een motie van D66 aangenomen om te verkennen wat nodig is om (weer) te komen tot één toets. Eerder riepen AOb, CNV Onderwijs, AVS en PO-Raad op om voor deze motie te stemmen. Zij schrijven in hun oproep:  'Hoewel de staatssecretaris aangeeft pas in 2027 conclusies te willen trekken, benadrukken wij dat de onderwijskansen van leerlingen nú op het spel staan. Het huidige systeem met meerdere toetsaanbieders is niet langer houdbaar'.

Samen bereiken we meer! Sluit je aan bij de AOb