Alle

Docent legt kiem voor boekenliefde

Bij zijn eerste kennismaking met leraar en schrijver Theo Thijssen was Asis Aynan nauwelijks geïnteresseerd. Zevenentwintig jaar later bedankt hij zijn docent Nederlands alsnog voor een rondleiding door De Jordaan waar Thijssen lesgaf en zijn belangrijke, ontroerende romans schreef.

Tekst Asis Aynan en redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

typetank-boekenliefde

Beeld: Typetank

Op mijn rooms-katholieke basisschool in Haarlem werd veel voorgelezen. Het zorgde ervoor dat de schrijver Evert Hartman gedurende mijn jeugd een belangrijk persoon werd voor mij. Zijn romans Gegijzeld, Morgen ben ik beter en Oorlog zonder vrienden, die ik bij de bibliotheek leende, hadden stevige invloed op mijn wereldbeeld, dat zich langzaamaan vormde. Ik leerde van de romans van Evert Hartman dat niets is wat het lijkt.

Begin jaren negentig ging ik naar de mavo op een interconfessionele scholengemeenschap. Dat was allesbehalve vanzelfsprekend, want volgens het aantal punten van mijn schooladvies was ik een debiel en moest ik naar de lagere technische school met toevoeging ITO: Individueel Technisch Onderwijs.

Volgens de wetenschap was ik echt een debiel

Het woord ‘debiel’ gebruik ik niet als stijlfiguur of uit effectbejag. Volgens de wetenschap was ik echt een debiel. De officiële term was ‘goede debiel’. De resultaten van mijn Cito-toets toonden dat zwart op wit aan. Enfin, ik ging naar de mavo.

Vreemd trouwens dat een persoon die de mavo doet geen eigennaam heeft. Zit je op de havo, dan ben je een havist, je hebt een vwo’er, een gymnasiast, maar een persoon op de mavo? Er staat mij iets bij dat we mavoklant werden genoemd, dat is geen persoonsnaam maar een opmerking, een denigrerende opmerking.

Op excursie

In het derde leerjaar van de mavo kreeg ik bij Nederlands voor het eerst te maken met literatuuronderwijs, maar ik moet zeggen dat geen van mijn klasgenoten dat doorhad.
Op zomaar een dag gingen we op excursie. Ik bedoel, we wisten wel dat we met de bus naar Amsterdam gingen, maar de overige w’s van wie, wat en waarom waren ons onbekend.
Het was 1995. April meen ik. Drie bussen vol. Ik durfde het niet tegen mijn vriendjes te zeggen, maar het was mijn eerste keer in de hoofdstad. Vijftien jaar en nog nooit in de republiek geweest, is hetzelfde als een brugklasser voor wie de geneugten van het tongzoenen onbekend zijn. Het bestaat, maar je loopt er niet mee te koop.

Dit artikel lees je gratis uit het Onderwijsblad van november. Op de hoogte blijven van alles wat speelt in het onderwijs? Word lid van de AOb! En ontvang elke maand het Onderwijsblad.

CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP

Die dag kregen we een rondleiding door de Jordaan. De Jordaan van Theo Thijssen. Hier schreef Theo Thijssen zijn romans. Daar gaf Theo Thijssen les. En dit is het standbeeld ter ere van Theo Thijssen. Zo moet het ongeveer zijn gegaan, maar we wisten echt niet wie Theo Thijssen was. Ook hadden we geen bladzijde gelezen in Kees de Jongen, De gelukkige klas of Schoolland. Daarom kon de informatie over Theo Thijssen tijdens de ronde mij niet bekoren. Daarnaast was de opwinding in de grote stad te zijn enorm groot. Het verhaal over Theo Thijssen was een deuntje op de achtergrond.

Na de literaire wandeling werd de pubertroep naar de Nieuwe Kerk begeleid. Daar werd de dag met een waterfietstocht over de gracht afgesloten.

Trieste sukkels

Mijn vriendengroep op de mavo bestond uit zes jongens. We hoorden nergens bij en daarom pasten wij zo goed bij elkaar. Een keer liepen we langs een stel hippe jaargenoten van het vwo. Ik hoorde het goed. Iedereen hoorde het. “Trieste sukkels.” De woorden hingen als een grijze wolk boven ons vriendengroepje. Duidelijk zichtbaar. We zagen er ook als sukkels uit, hè.

Onze kleren pasten niet bij onze lichamen. We werden nog altijd door onze moeders gekleed. Die arme mamma’s van ons wilden geen afscheid nemen van het kleine kind dat we ooit waren. Kinderen waren we al lang niet meer; de puberteit had onze gezichten en stemmen verminkt. Als iemand zijn mond opendeed, kwam daar het geluid van een trillend zaagblad uit. Ons gelaat was bezaaid met vuurrode acneplekken en puisten met witte koppen. En dat dons op het gezicht. Nee, het was geen pretje om ons te zien en te horen spreken.

Ook al waren wij lelijk, de tijd was beeldschoon

Maar toch, triest waren we niet. Elke week kwamen we samen in het marginale café Au Bout aan het Haarlemse Santpoorterplein; de plek waar Anthony Fokker in zijn Spin opsteeg. In mijn herinnering stond het nummer One of us van Joan Osborne altijd op als we het café binnenstapten. Ook al waren wij lelijk, de tijd was beeldschoon.

Met z’n zessen verdeeld over drie waterfietsen voeren we over de Prinsengracht. De opdracht die we hadden meegekregen was eenvoudig: waterfietsen naar het Rijksmuseum. Daar stonden de bussen om ons terug te brengen naar Haarlem.

Mooie meisjes

Vanaf de gracht zag Amsterdam er anders uit. Ik keek omhoog en genoot. “Ik wil hier blijven,” zei ik. “Ja, dat gaan we doen”, zeiden de anderen. We sloegen een zijgrachtje in en kozen voor het avontuur. We meerden aan en sloegen sigaretten, cola en pizza margherita in. Zonder juiste proviand geen avontuur. Het ene grachtje na de andere gracht werd door ons ontdekt. We zwaaiden naar de mensen op straat. Bezongen van het water de mooie meisjes die op vaal zwarte omafietsen voorbij reden. Probeerden de Latijnse gevelteksten te ontcijferen. Redden een barrel van de verdrinkingsdood. Dronken thee bij een woonbootbewoner. En ondertussen werd het later en later.

“We moeten terug, jongens”, zei iemand. “Ja, we moeten terug”, zeiden de anderen. Ik wist dat ook ik geen andere keuze had. Bij het Rijksmuseum stond iedereen boos op ons te wachten. Het liefst hadden de docenten, en vooral onze leraar Nederlands, ons terug het water ingesmeten, maar ze hielden het op een standje, berisping en uitbrander.

Ik denk dat het belangrijkste kenmerk van iemand op de mavo is dat hij omhoog kijkt

In de bus keek ik uit het raam omhoog. Ik denk dat het belangrijkste kenmerk van iemand op de mavo is dat hij omhoog kijkt. Het is aan de leerkracht zijn pupil te motiveren en ervan te overtuigen dat wat daar boven zweeft geen onbereikbare droom is, maar zijn toekomst. Dat is op de mavo jammer genoeg nooit gebeurd.

Beeld: Typetank

In de bus keek ik dus uit het raam omhoog en beloofde ooit terug te komen om nooit meer te vertrekken. En zal ik u vertellen; ik hield woord. Jaren later betrok ik een etage in de Jordaan. Ik ging er schrijven en werd onderwijzer; een soort Theo Thijssen.

Schaamte

Tijdens een eerste wandeling door mijn nieuwe buurt, kwam ik uit bij dat ene standbeeld van Theo Thijssen. Direct dacht ik terug aan die leraar Nederlands die bol van goede bedoelingen de literaire wandeling organiseerde. En daar bij het gevoetstukte brons overviel mij een moeilijk te omschrijven ongemak, dat het best in de buurt van schaamte komt. Ook al waren we niet goed voor- en ingelicht over de persoon Theo Thijssen; ik had die dag wat meer interesse kunnen tonen tijdens de rondleiding. We hadden de tour niet gesaboteerd, maar ik weet zeker dat de docent Nederlands niet blij was met onze kruimelige interesse.

Na een korte zoektocht op het internet zag ik dat in mijn nieuwe buurt het Theo Thijssenmuseum stond en die boden de Theo Thijsenwandeling aan. Op een zondagmiddag voerde een Theo Tijssenoloog mij door de Jordaan en vertelde over de auteur, zijn personages en tijdsbeeld. Ik luisterde mijn ogen tot streepjes naar de gids en stelde vraag op vraag.

Universum

Ik verhuisde naar de oostelijke kant van de stad en dacht heel lang niet meer aan de leraar Nederlands totdat ik een mail kreeg van de Dag van het literatuuronderwijs. Oh nee, daar verscheen weer de docent Nederlands en ging het bij mij weer van schaam-schaam-schaam. Potjandorie, zeg, die ingehaalde literaire wandeling had het niet goed gemaakt. Het universum wilde meer dan rondje Jordaan zien. Oké, oké verzuchtte ik naar het firmament en las achterelkaar de boeken Kees de Jonge, De gelukkige klas en Schoolland.

Mijn omslachtige weg naar de boeken van Theo Thijssen kan toch niet de bedoeling van het literatuuronderwijs zijn. Maar is de literatuur op zichzelf niet een weg, een omslachtige weg die je naar iedere mogelijke plek ter land, ter zee in de fysieke, geestelijke of wat voor lucht dan ook kan brengen? Waar ik maar mee wil zeggen dat wat voor onderwijs er ook moge zijn, als het er maar is. Ik heb zeventwintig jaar na die wandeling door de Jordaan drie ontroerende boeken van groot belang van Theo Thijssen gelezen. En tegen de docent Nederlands zeg ik: sorry en toch nog bedankt.

Asis Aynan is docent Nederlands aan de Hogeschool van Amsterdam, schrijver en columnist van het Onderwijsblad. Dit is een bewerkte en ingekorte versie van een lezing die hij eind november voordroeg op de Dag van het literatuuronderwijs.