Achteraf begrijpen ze het wel, de leerlingen van de eerste mentorklas van Wim Pelgrim, een brugklas gymnasium. Hij deed erg zijn best, meer dan andere leraren, maar had soms moeite de klas in de hand te houden. “Nu zie ik dat hij zoekende was naar zijn rol als docent”, zegt Max Rouwenhorst, naar eigen zeggen destijds “best een braaf mannetje dat zijn huiswerk deed, niet brutaal was en weinig ongein uithaalde”. Rouwenhorst had destijds geen besef van Pelgrims leeftijd. “Nu denk ik: 24, dat is vier jaar jonger dan ik nu ben. Vakinhoudelijk was hij sterk, maar hij kon moeite hebben met de lastigere leerlingen.”
Zielig
Imke Smeets herinnert zich dat Pelgrim eens besloot dat hij hij pas zou beginnen met praten als de klas stil was. Ook zij was één van de rustigere kinderen, herinnert ze zich, “een beetje een stuudje”. “Die ene dag heeft hij daar de hele les gestaan, de klas werd maar niet stil. Dat vond ik zó zielig. En irritant, ik was daar om te leren.”
Die ene dag heeft hij daar de hele les gestaan, de klas werd maar niet stil. Dat vond ik zó zielig
Dat is inderdaad wel een verschil met nu”, lacht Wim Pelgrim, die inmiddels les geeft op het Dr. Knippenbergcollege in Helmond. “Nu straal ik uit: jongens, dit is mijn plek. Dit is hoe we het hier doen. Als jonge docent ben je nog heel erg aan het zoeken, je wilt streng genoeg zijn dat ze luisteren, en aardig genoeg gevonden worden dat ze iets van je willen aannemen. Inmiddels heb ik vaker met het bijltje gehakt, dus er zijn weinig nieuwe situaties waarvan ik niet weet hoe ik ermee om moet gaan.”
Liefde voor het Nederlands
Vraag je wat Pelgrim voor de leerlingen van toen heeft betekend, dan zijn het ook niet zozeer de verhalen over hem als mentor die worden verteld, als wel de verhalen over hem als docent Nederlands, een vak waar Imke en Max veel mee hadden. “Wim heeft mijn liefde voor de Nederlandse taal aangewakkerd”, zegt Max. “We kregen so’tjes waarvoor we rijtjes ingewikkelde woorden moesten leren, zoals ambigu, paradoxaal, ambivalent… Wim kon die woorden mooi beeldend toelichten. Ik vond het al snel een uitdaging om ze te gebruiken in mijn dagelijks vocabulair. Dat heb ik nog steeds, ik ben jurist en ook in mijn vak zijn woorden met een mooie, genuanceerde betekenis belangrijk.”
“Ik schreef toen al verhalen”, vertelt Imke, die tegenwoordig werkt als wetenschapsjournalist en schrijver van historische romans. “Op de basisschool en in mijn familie werd ik daarin vooral aangemoedigd: ‘Wat goed geschreven!’, zeiden ze dan. Toen ik een verhaal aan Wim liet lezen, vond hij precies de goede combinatie tussen aanmoedigen om door te gaan en motiveren om beter te worden. Hij leerde me dat de spanningsboog anders kon, corrigeerde komma’s. Ik ging met zijn feedback aan de slag en merkte dat mijn verhaal daar beter van werd, daar heb ik heel veel aan gehad.”
Al herinnert Imke zich ook een les studievaardigheden: “Daarin leerden we hoe je je agenda gebruikt, hoe je goed plant, wat je leerstrategie is en hoe je die zo goed mogelijk gebruikt. Dat vond ik heel nuttig.”
Positie in de klas
Meer dan met hun leerkracht waren de kinderen bezig met hun positie in de klas. “De eerste weken vond ik best spannend”, herinnert IT-consultant Stijn Hamers zich. De lesstof ging hem in de brugklas naar eigen zeggen vrij makkelijk af, dus veel gesprekken met Wim had hij niet. “Maar ik weet nog wel dat ik veel bezig was met wat andere kinderen van mij vonden. Ik zocht dan ook vooral de populaire mensen op. Tot ik dacht: wat ben ik nou aan het doen? Uiteindelijk heb ik in die tijd een hele leuke vriendengroep opgebouwd, met wie ik nog steeds naar festivals en op vakantie ga.”
Anderen, die minder goed lagen in de klas, hebben daardoor minder goede herinneringen aan die periode. Zoals Romy Jansen, die diens 12-jarige zelf omschrijft als ‘een buitenbeentje’. Romy studeert taalwetenschap en is vrijwilliger bij een organisatie voor lhbti+’ers. “Ik was veel op mezelf. Achteraf denk ik dat ik toen al doorhad dat ik anders was-ik ben non-binair en heb ADHD. Ik kon weinig met verhalen van anderen over voetbal of hockey. Wel voelde ik een soort band met Wim, omdat hij het ook lastig had in de klas. Maar ik denk niet dat we daar ooit over hebben gesproken.”
Mentorschap is veranderd
Zijn mentorschap, en misschien wel het mentorschap in het algemeen, is veranderd, denkt Pelgrim. “Stillere kinderen die goede cijfers haalden en niet direct gepest werden, werden destijds sneller over het hoofd gezien. Inmiddels heb ik meer aandacht voor de vorming van mijn leerlingen. Ik voer gesprekken over hoe het echt met hen gaat. Daarnaast is er denk ik overal meer besef van neurodiversiteit, zoals autisme en ADHD. Maar ik durf wie ik ben ook meer mee te nemen in de lessen. Als iemand bijvoorbeeld een homofobe opmerking maakt, dan ga ik het gesprek aan. En als ze vragen waarom ik actief ben voor D66, dan kunnen we daar een discussie over hebben. Naast cijfers is het heel belangrijk voor tieners om ook op school te leren nadenken over wie zij zijn en waar zij voor staan. Daar ben ik me meer van bewust.”
Inmiddels heb ik meer aandacht voor de vorming van mijn leerlingen. Ik voer gesprekken over hoe het echt met hen gaat
Technologie heeft onderwijs veranderd
Iets anders dat in die 15 jaar is veranderd, is het gebruik van technologie. “Vroeger schoten leerlingen die geen zin hadden in de les balpenvullingen in het plafond, maar daar stopte het wel. Nu kunnen ze als je niet goed oplet tijdens de les een hele film kijken op hun laptop. En waar we vroeger een slecht cijfer nog wel eens verborgen konden houden, weten ouders het door Magister nu soms eerder dan de leerlingen zelf. Als ik ouders bel om te bespreken dat er zorgen zijn of hun kind overgaat, dan vertel ik niets nieuws. Of dat een goede ontwikkeling is, kun je nu nog niet zeggen. Het resultaat van onderwijs weet je pas over 50 jaar, als de leerlingen van nu wel of niet in staat zijn gebleken om op een goede manier mee te draaien in de maatschappij. Is het erg dat ze nu niet zelf het slechtnieuwsgesprek over hun cijfers moeten voeren met hun ouders, omdat die al weten dat ze een 3 hadden voor Nederlands? Of is daar iets positiefs voor in de plaats gekomen? De tijd zal het ons leren, maar we moeten niet huiverig zijn voor verandering, vind ik.”
Die ervaring komt vanzelf
De laatste vraag die Pelgrim in zijn podcast aan oud-leerlingen stelt, is: welk advies zou jij jouw 12-jarige zelf geven? De meeste leerlingen antwoorden daarop: ‘Dat ik me niet zo druk hoef te maken, het komt wel goed’. Grappig genoeg staat dat niet zo ver af van het advies dat Pelgrim desgevraagd aan zijn 24-jarige zelf zou geven. “Dat ik wat minder hard mijn best hoef te doen denk ik. Ze zeggen weleens dat je vijf jaar nodig hebt om het vak van leraar in de vingers te krijgen, achteraf had ik inderdaad vooral aandacht voor het vak Nederlands, en minder voor de andere rollen en taken die je als docent of mentor moet hebben. Maar het is als met een rijbewijs: zodra je dat hebt, heb je de standaardsituaties een keer geoefend. Maar als je ineens Amsterdam in moet terwijl je alleen maar in een dorp hebt gereden, of je gaat naar Londen en moet ineens links rijden, dan is het in het begin toch spannend. Zo werkt het ook als je voor het eerst voor de klas staat, die ervaring komt vanzelf.”