De school als doorgangshuis
Leerlingen die ’s ochtends heel vroeg op het schoolplein worden afgeleverd en ’s middags niet worden opgehaald omdat hun ouders de klok rondwerken. Taalbarrières, cultuurverschillen, geen idee van het Nederlandse schoolsysteem. Scholen in wijken waar veel arbeidsmigranten wonen, lopen tegen veel problemen aan. Twee Haagse scholen luiden de noodklok.
Het is woensdagmiddag, de meeste kinderen hebben vrij, maar op Springbok International zijn alle leerlingen nog aan het werk. Op deze openbare basisschool met twee locaties in de Haagse wijk Transvaal hebben ze per week zes uur extra les. En dat is geen overbodige luxe want er zijn aardig wat achterstanden weg te werken. “De meeste van de in totaal 466 leerlingen zijn kinderen van arbeidsmigranten. Naast het Nederlands worden meer dan dertig andere talen gesproken”, vertelt Vincent Wanschers. Hij is locatieleider van de vestiging in de Wolmaransstraat, waar 191 leerlingen op zitten. “Op mijn locatie wordt vooral Turks en Bulgaars gesproken.”
Nicoline Buijk is kleuterjuf op Springbok International. Zij heeft zeventien leerlingen in haar klas. “Dat is relatief weinig, maar ik heb er toch mijn handen vol aan. Ik probeer spelenderwijs aan te sluiten bij het kind.” Van de ruim honderd kleuters die op de twee vestigingen van Springbok International zitten, spreken er negen thuis Nederlands. “Je moet op andere manieren communiceren en vooral heel goed kijken waar ze zijn in hun ontwikkeling.”
Wat haar opvalt, is dat sommige kinderen nog niet echt zelfstandig zijn. “Ze zijn er bijvoorbeeld niet aan gewend om zelf hun jas aan of uit te trekken. En kunnen nog geen potlood vasthouden.” Dat heeft alles te maken met opvoeding en het schoolsysteem in het land van herkomst. In Bulgarije is er bijvoorbeeld pas leerplicht vanaf zeven jaar. Kinderen blijven tot die tijd thuis en er wordt veel voor ze gedaan. Vaak door oma, die een belangrijke rol in de opvoeding heeft. Om dan bij ons op school te komen, is een heel grote verandering. Er is veel tijd nodig om te wennen.”
Roma
Contact met de ouders, is vanwege de taalbarrière vaak al lastig. Daarbij moet soms nog een extra culturele horde worden genomen. Dat is vooral het geval bij de kinderen van arbeidsmigranten met een Roma achtergrond. Locatieleider Wanschers maakt zich zorgen om deze groep. “Roma zijn een van oorsprong nomadisch volk met een eigen cultuur en een taal die heel compact is. Waar wij tafel, stoel, bank apart benoemen, zeggen zij alleen meubel. Dat geeft bij het leren van Nederlands extra problemen.”
Roma worden al eeuwen gediscrimineerd en overal weggejaagd. Ook in Turkije en Bulgarije hebben ze een heel slechte positie en zo komen ze terecht in Nederland voor laag betaald werk waar andere arbeidsmigranten hun neus voor ophalen. “Hun kinderen lieten ze vroeger vaak achter bij oma in Bulgarije, maar de laatste tijd komen de kinderen steeds vaker mee naar Nederland.”
Deze kinderen vallen op meerdere manieren tussen wal en schip. Omdat het EU burgers zijn, krijgen scholen relatief weinig voor ze uit het onderwijsachterstandenbudget. Hoeveel een school per leerling uit dat budget krijgt, wordt bepaald met de CBS-indicator.
Wanschers: “We moeten wél een extra inspanning leveren om deze kinderen de Nederlandse taal te leren zodat zij beter kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs.” Hun ouders wantrouwen hulpverleners en instanties, kennen de regelingen niet en vinden school niet zo belangrijk. “Sommige leerlingen blijven opeens drie maanden weg. Dan zijn ze in Bulgarije, voor een lange vakantie. Als ik de ouders probeer uit te leggen dat het voor de ontwikkeling van hun kind belangrijk is dat ze op school zijn, halen ze hun schouders op. Een vader zei: “Wat maakt u zich druk, mijn zoon wordt later toch geitenhoeder in Bulgarije, het is helemaal niet belangrijk dat hij leert lezen en schrijven.”
Problemen
Sinds tien jaar mogen werknemers uit Bulgarije en Roemenië binnen de EU zónder vergunning aan het werk. In wijken als Transvaal zijn de neveneffecten daarvan duidelijk zichtbaar: zeker één op de vijf bewoners is arbeidsmigrant uit Midden- of Oost-Europa. Zij komen niet in aanmerking voor een woning in de sociale sector en worden tegen hoge huren in een van de vele particuliere appartementen in Transvaal gepropt. ’s Ochtends vroeg worden ze opgehaald door busjes en naar het Westland gebracht waar ze lange dagen maken in de kassen of slachterijen voor een laag salaris, soms zelfs onder het minimumloon. Wanschers: “Tijdens de corona pandemie konden we door de online lessen iets zien van de thuissituatie van deze groep. Dat is echt ontluisterend, zoveel mensen op elkaar gepakt in een appartement. Voor de benarde positie van kinderen van arbeidsmigranten is te weinig oog. Zij betalen de prijs voor onze goedkope komkommers en kiloknaller karbonades.”
Mutaties
Een paar kilometer verderop staat basisschool Jeroen, al sinds 1928 gevestigd in Spoorwijk, aan de rand van Den Haag. Het is net als Transvaal een wijk waar veel arbeidsmigranten beginnen. “Dat zien wij terug op onze school”, vertelt Gerard van Vliet, die sinds 1999 directeur is. “We hadden eerst veel leerlingen met een Marokkaanse- en Turkse achtergrond. Zij hebben betere banen en zijn de wijk uitgegaan. Nu hebben we leerlingen met een Poolse-, Roemeense- of Bulgaarse achtergrond.”
Vroeger kon hij tijdens het Islamitische Suikerfeest zijn school wel sluiten, nu zijn veel leerlingen met Pasen of voor de communie naar familie in Midden- of Oost-Europa. “Dat wordt daar groot gevierd.”
Van Vliet vindt die culturele verschillen interessant, maar hij heeft problemen met het gemak waarmee sommige ouders hun kinderen midden in het jaar van school halen en ze een paar maanden later gewoon weer aan proberen te melden. “Dat er in Nederland vanaf vier jaar leerplicht is, daar hebben deze mensen geen weet van. Ik heb gemiddeld 110 mutaties. Zeker dertig procent van de leerlingen gaan erin en eruit. In groep acht zijn 14 van de 31 leerlingen pas later ingestroomd. Dat geeft een heleboel administratieve rompslomp.” Maar nog belangrijker: “De andere leerlingen hebben last van die onrust en dat is slecht voor hun leerprestaties.”
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) signaleerde deze problematiek in 2018 al in de working paper ‘De school als doorgangshuis – omgaan met tijdelijke migratie in het onderwijs’. De WRR signaleerde toen ook al de vele onderwijsonderbrekingen bij EU-arbeidsmigrantenkinderen en adviseerde dat er meer voorlichting zou moeten komen over de vaak nadelige gevolgen daarvan voor deze kinderen en de onderwijskwaliteit van de school. Met dat advies gebeurde vrij weinig. Recenter, in november 2023 om precies te zijn, verscheen het rapport ‘Kwetsbaarheid en Veerkracht’, een verkennend onderzoek naar de positie van kinderen van EU-arbeidsmigranten in zeven gemeenten (Den Haag, Rotterdam, Amsterdam, Westland, Tilburg, Eindhoven en Helmond) van de Erasmus Universiteit Rotterdam, onderzoeksinstituut Risbo en de Haagse Hogeschool.
Den Haag heeft met ruim zesduizend de meeste kinderen van EU arbeidsmigranten, blijkt uit het onderzoek. Ook komen de nadelige effecten van arbeidsmigratie op de schoolprestaties naar voren. In vergelijking met leeftijdgenoten krijgen kinderen van arbeidsmigranten lagere schooladviezen en verlaten ze school vaker vroegtijdig.
Schooldirecteur Van Vliet heeft daarom een moeilijk besluit genomen: “Ik neem kinderen, die van school zijn gehaald en na een paar maanden weer worden aangemeld, niet meer terug. Het gaat me aan het hart, maar je moet ergens een grens trekken.”
Schoolplein
Op zijn school in Transvaal ziet Vincent Wanschers ook dagelijks de ‘collateral damage’ van arbeidsmigratie. Sommige kinderen worden wel héél vroeg door hun ouders op het schoolplein afgeleverd. “Dat zijn vaak ouders die lange dagen maken in de kassen en de school zien als een soort opvang.” Na schooltijd staat er voor deze kinderen ook geen kopje thee klaar thuis. Ze zwerven door de wijk tot hun ouders ’s avonds thuis komen.
Gelukkig weten ze het buurthuis aan het Mandelaplein te vinden. “We hebben een uitgebreid programma voor kinderen. En werken nauw samen met vijf basisscholen, waaronder De Springbok”, vertelt Marije Talstra, directeur van het buurthuis. Het contact met de ouders verliep moeizaam, maar sinds een jaar is er dankzij een pilot met de scholen een brugfunctionaris in dienst. “Rasho Rashev, een Bulgaarse man, die taal en cultuur kent en wordt vertrouwd.” De communicatie verloopt beter sinds hij er is. “Ouders blijken best betrokken te zijn. Maar op ouderavonden kunnen ze vaak niet komen omdat ze dan nog werken. Online of telefonisch zijn ze wél bereikbaar.” De brugfunctionaris ouders ook uitleggen dat extra hulp, zoals logopedie, belangrijk is en niet betekent dat hun kind ‘gek’ is. Talstra: “Op het Bulgaarse platteland kennen ze geen logopedie.”
Kleuterjuf Nicole Buijk haalt haar voldoening ondertussen uit kleine succeservaringen. “Die moest ik wel leren zien, maar nu ik er oog voor heb, zijn het er zoveel. Een kind dat wél zijn jas zelf aan de kapstok hangt. De blik van een kind dat opeens een woord begrijpt. Dat je merkt dat kinderen op hun gemak zijn in de klas, tot rust komen en zich veilig voelen. Dat is nodig om überhaupt te kúnnen leren.” Ze leerde ook over haar eigen vooringenomenheid. “Als je het grotendeels zonder taal moet doen, ga je gauw invullen. Dat is menselijk en mij dus ook niet vreemd.” Dat gebeurde toen een Turkse jongen in haar klas van blokken een prachtige toren had gebouwd. “Ik nam tenminste aan dat het een toren was. Dus ik zei: ‘Empire State Building’. Maar die jongen schudde heel heftig van ‘nee’. Hij zei steeds ‘kirkayak’ een woord dat ik totaal niet kon plaatsen. Ik heb dat fonetisch opgeschreven en in Google translate gezet en toen kwam eruit: duizendpoot! Het was een gigantische duizendpoot, die rechtop stond. Wat een mooi moment toen we elkaar begrepen.”