Alle

De grote krimp komt eraan

Het voortgezet onderwijs is aan de beurt. De terugloop in leerlingaantallen is in de komende jaren fors. “Dit gaat gevolgen hebben voor het stelsel.”

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

graphic-per-provincie-featured

Beeld: Typetank

Verdeeld over heel Nederland zijn de krimpcijfers nog enigszins te overzien. In de komende vijf jaar zal het leerlingaantal in het voortgezet onderwijs (vo) met bijna 6 procent teruglopen. Over tien jaar is dat iets meer dan 10 procent. Maar dat zijn gemiddelden. De klappers vallen in dunbevolkte regio’s en op het vmbo.

Licht effect havo en vwo

Havo en vwo worden in eerste instantie nauwelijks geraakt door de leerlingdaling. De komende drie jaar is er zelfs nog een kleine toename van het aantal leerlingen in de bovenbouw van het vwo: bijna 2 procent. Pas over vijf jaar begint de krimp een licht effect te sorteren in de bovenbouw van het vwo (minus 1 procent) en van de havo (minus 4 procent).

over 3 jaar over 5 jaar over 10 jaar
havo 4/5 -1 procent -4 procent -6 procent
vwo 4/5/6 +2 procent -1 procent -5 procent

Bron: Referentieramingen OCW (2017), inclusief het volwassenonderwijs (vavo) en het groene voortgezet onderwijs.

Harde klappen vmbo

In het vmbo duiken de aantallen wel al sneller en beduidend harder naar beneden. Op dit moment volgen nog zo’n 215 duizend leerlingen onderwijs op de bovenbouw van een vmbo-school. In 2020 zijn dat er waarschijnlijk nog 192 duizend: een terugloop van 11 procent binnen drie jaar. De twee laagste niveaus van het vmbo worden het hardst getroffen. Volgens de jongste prognoses neemt het aantal leerlingen in klas 3 en 4 van de vmbo kaderberoepsgerichte en basisberoepsgerichte leerweg (KL en BL) de komende drie jaar al met 18 procent af, oplopend naar 23 procent binnen vijf jaar. Ook dit zijn gemiddelden over heel Nederland. Het praktijkonderwijs mag een daling van 14 procent verwachten over vijf jaar. Tot 2022 laten de prognoses geen verdere afname in het praktijkonderwijs zien.

over 3 jaar over 5 jaar over 10 jaar
Vmbo kl 3/4 -15 procent -20 procent -25 procent
Vmbo bl 3/4 -24 procent -28 procent -31 procent
Vmbo kl + bl 3/4 -18 procent -23 procent -28 procent
Praktijkonderwijs -11 procent -14 procent -14 procent

Bron: Referentieramingen OCW (2017), inclusief het volwassenonderwijs (vavo) en het groene voortgezet onderwijs.

Clazien Rodenburg, AOb-rayonbestuurder voortgezet onderwijs in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Flevoland, verbaast het niet dat vmbo-scholen het hardst getroffen worden: “In het Gooi bijvoorbeeld doen goedgebekte ouders er alles aan om te voorkomen dat hun kinderen op het vmbo terecht komen, laat staan op de laagste twee niveaus.”

Het is al jaren moeilijk om leerlingen te porren voor technisch onderwijs

De ‘vlucht naar boven’ is ook bekend bij het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Al jaren schuift de totale populatie vo-leerlingen langzaam op richting havo en vwo. “Natuurlijk bestaat de kans dat we daadwerkelijk slimmer worden met z’n allen,” zegt Christianne Mattijssen, directeur voortgezet onderwijs bij OCW. Maar ook zij constateert dat ouders vandaag de dag liever voor theoretisch gericht onderwijs kiezen. En dus niet voor schooltypes die praktijkgericht onderwijs bieden. “Het is al jaren moeilijk om leerlingen te porren voor bijvoorbeeld technisch onderwijs,” aldus Mattijssen. “En dat is jammer omdat dit type onderwijs, leren door te doen, juist past bij veel leerlingen.” Bovendien leggen vmbo-kader en -basis het fundament voor mooie en belangrijke loopbanen, denkt Mattijssen. “Bedrijven zitten om deze vakmensen te springen.”

We kunnen straks niet verkopen aan ouders in het noorden van Groningen dat er voor hun kinderen geen lyceum meer in de buurt is

OCW heeft vier ambtenaren vrijgemaakt om scholen te bezoeken en te praten over de krimp en de mogelijke oplossingen. Al benadrukt Mattijssen dat scholen ‘vanuit hun autonomie’ zelf moeten bepalen hoe zij met de leerlingdaling omgaan. Het ministerie stimuleert een zoveel mogelijk dekkend onderwijsaanbod in Nederland. Mattijssen: “Dit gaat gevolgen hebben voor het stelsel. We kunnen straks niet verkopen aan ouders in het noorden van Groningen dat er voor hun kinderen geen lyceum meer in de buurt is.”

Samenwerken

Wat zich momenteel voordoet op Zeeuws-Vlaanderen - gedwongen fusie om te voorkomen dat onderwijs op te grote afstand komt - is een voorproefje van wat met name de dunner bevolkte regio’s te wachten staat. In Zuid-Limburg zijn alle vmbo-scholen van twee verschillende schoolbesturen vorig jaar samen het Techniek College Parkstad gestart. Bovenbouwleerlingen met een technisch profiel volgen op dit college in Heerlen de laatste twee jaar vmbo. Zo houden scholen hun technische profielen overeind en blijft deze keuzemogelijkheid voor leerlingen bestaan. Ook in Maastricht en de Westelijke Mijnstreek wordt gewerkt aan dit soort techniekcolleges.

De concurrentieslag om de leerling is in Friesland minder dan ooit

Samenwerken in de regio is de enige optie, stelt Marja de Bree. Zij is rayonbestuurder vo voor de AOb in Groningen, Friesland en Drenthe. “In Friesland overleggen de schoolbesturen over uitruilscenario’s voor afdelingen en locaties. De concurrentieslag om de leerling is hier minder dan ooit.” In het verleden zag De Bree wel eens 200.000 euro voorbij komen op de begroting voor reclameactiviteiten van een scholengemeenschap, maar dat tijdperk lijkt voorbij. Iedereen vist uit dezelfde vijver. “Er komt geen leerling bij als je elkaar beconcurreert. Oké, jouw marktaandeel gaat een tijdje omhoog. Maar op termijn is concurrentie een grote kostenpost. Voor eenzelfde bedrag kun je drie leraren behouden.”

Omscholen

De leerlingdaling en het voorziene lerarentekort gaan elkaar helaas niet opheffen. Daarvoor gaan er de komende tien jaar onvoldoende vo-docenten met pensioen. Bovendien zit het lerarentekort in specifieke vakken, denk aan natuurkunde, scheikunde, wiskunde en Duits. Bij scholengemeenschap Achterhoek VO zagen ze wel kans om zowel aan de tekortvakken als aan de werkgelegenheid te werken. In 2016 wilden al een paar leraren die een ander vak gaven starten met de opleiding tweedegraads docent wiskunde. Maar ze liepen vast op de instroomeisen en op het hoge niveau. “Het vraagt nogal wat, naast je baan en je gezin,” aldus projectleider en schooldirecteur Roos Willemsen.

Met een wiskundegraad ben je ook in de toekomst breder inzetbaar

Samen met de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) startte Achterhoek VO een klasje, elke vrijdagmiddag in de regio. De docenten mochten een jaar lang proefdraaien: werken aan de instroomeisen voor wiskunde en kijken of ze het vak onder de knie konden krijgen en leuk vonden. Dat eerste jaar mochten ze ook stoppen zonder financiële consequenties. Zestien van hen deden dat. Daartegenover staan negen docenten die de opleiding naar alle waarschijnlijkheid gaan afronden. Krimp in de Achterhoek was niet direct de aanleiding voor het project, vertelt Willemsen. “Eerder de tekortvakken.” Maar: “Onze medewerkers zijn natuurlijk ook niet gek. Zij weten dat ze met een wiskundegraad ook in de toekomst breder inzetbaar zijn.”

Dit artikel verschijnt dinsdag 5 december in het Onderwijsblad.

De AOb roept het ministerie op te leren van de krimp in het primair onderwijs en vooral niet te gaan beknibbelen op het budget voor het voortgezet onderwijs: Lees: "Met Haagse hulp kan krimp in het vo een zegen in vermomming zijn".