De grens over om voor de klas te staan
Dagelijks rijden ze de grens over om daar voor de klas te staan. Waarom? En, hoe anders is dat? Vier grenswerkers vertellen over hun motieven. “Hier kan ik een verschil maken.”
Latoya Vannerum (32) uit het Belgische Melsele is leerkracht op Basisschool Nobelhorst in het Zeeuws-Vlaamse Hulst.
Na negen jaar in het Belgische basisonderwijs was Latoya Vannerum het zat. “Als je in België drie jaar op dezelfde school lesgeeft, krijg je een vaste benoeming. Dat geeft veel zekerheid, want dan krijg je doorbetaald, ook als ze geen school voor je kunnen vinden. Telkens weer kwam ik op een andere school terecht, waardoor die vaste benoeming steeds niet doorging.”
Toen er ook nog sprake was van krimp op de scholen in de buurt van Antwerpen en omgeving, waardoor de situatie nog nijpender werd, besloot Vannerum eieren voor haar geld te kiezen. “Van een vriendin hoorde ik dat er in Nederland een lerarentekort was en dat de salarissen er wat hoger lagen. Zeeuws-Vlaanderen is vanuit mijn woonplaats Melsele, een dorp ten westen van Antwerpen, heel goed te doen.”
Vannerum trok de stoute schoenen aan en solliciteerde afgelopen voorjaar op een baan als leerkracht van groep 3 op basisschool Nobelhorst in Hulst, 17 kilometer van Melsele. Heel grote verschillen tussen het basisonderwijs in België en Nederland ziet Vannerum niet. Of het moet zijn dat kinderen daar al met 2,5 jaar naar school gaan en dat het kleuteronderwijs een stuk minder schools is dan in Nederland.
Ik zie mijn toekomst nu hier
“Wat verder opvalt, is dat de leerlingen en ouders allemaal goed Nederlands spreken. In Antwerpen had ik heel veel vluchtelingkinderen in de klas met ouders die nauwelijks een woord Nederlands spraken, dat was weleens lastig.” Maar ook nu zijn er taalverschillen, toch? Vannerum lacht. “Ja, laatst vertelde een moeder dat haar kind maar niet begreep wat ik bij een knutselopdracht bedoelde met kleven. ‘Toen heb ik het maar gewoon opgeplakt’, had ze tegen haar moeder gezegd.”
Vannerum heeft een jaarcontract in Hulst maar hoopt dat ze na dit jaar definitief kan blijven. Haar diploma is inmiddels erkend in Nederland. “Dat was heel snel geregeld. Ik zie mijn toekomst nu hier in Nederland, maar blijf wel wonen in België. Ik ben sneller op mijn werk dan toen ik nog naar Antwerpen moest, met al die files.”
Freek van den Brink (52) uit Vaals werkt al bijna tien jaar op een mbo in Aken waar hij Nederlands en maatschappijleer geeft.
Freek van den Brink werkte als tolk-vertaler Duits in Vaals en als parttime-docent voor ITV Hogeschool in Utrecht toen hem in 2009 gevraagd werd Nederlands te geven op het Paul-Julius-Reuter-Berufskollege, een mbo in het Duitse Aken. “Ik had bij ITV al voorzichtig kennis gemaakt met het onderwijs en dat beviel me heel goed, dus toen was de stap snel gezet.” Van den Brink moest in het begin heel erg wennen aan het cijfersysteem in Duitsland. “Behalve dat een 1 daar het hoogste cijfer is en een 6 het laagste, is de manier waarop het cijfer tot stand komt, compleet anders. Het gedrag en de betrokkenheid van leerlingen in de les bepalen de helft van het cijfer. Daar moet je echt fingerspitzengefühl voor ontwikkelen.”
Culturele verschillen ziet Van den Brink niet zo, of het moet zo zijn dat het wat formeler en afstandelijker is tussen collega’s. “Maar dat is sowieso niet onvriendelijk bedoeld. Het is gewoon allemaal wat beleefder. Verder is het ook wat bureaucratischer, om iets voor elkaar te krijgen moet je vaak een formulier invullen.”
Het eindcijfer is heel bepalend in Duitsland
De salarisverschillen in Duitsland zijn behoorlijk groot. “Dat heeft er weer mee te maken of je Beamter bent, of Angestellter. Dat is afhankelijk van je vooropleiding en ervaring. Als Beamter verdien je meer en heb je betere pensioenvoorzieningen. Dat kan zo een paar honderd euro per maand op je loon schelen en zelfs een ton op je pensioen, over een heel werkleven.”
Intussen werkt Van den Brink alweer bijna tien jaar in Duitsland, inmiddels ook als docent maatschappijleer. Zijn werk over de grens combineert hij met een baan als docent Duits bij de Hogeschool Zuyd in Maastricht. Toch zou hij niet zo snel zijn baan in Duitsland vaarwel zeggen. “Je leert zoveel meer van de maatschappij als je er zelf deel van uitmaakt. En dat geldt ook voor mijn beheersing van de Duitse taal.”
Docent klassieke talen Josefien Ruts (38) uit het Belgische Lanaken moest met spoed op zoek naar een nieuwe baan en vond die in Maastricht.
Josefien Ruts werkte in 2008 als docent Latijn op een middelbare school in Maasmechelen toen ze op de laatste dag voor de schoolvakantie hoorde dat haar contract niet verlengd zou worden. “Ik ben toen als een gek gaan googelen op zoek naar een nieuwe baan. Mijn man en ik hadden mijn inkomen hard nodig, want we hadden net een huis met een hoge hypotheek gekocht.” Ze zag een vacature voor docent klassieke talen bij het gymnasium van het Porta Mosana College in Maastricht. “Ik kan me mijn sollicitatiegesprek goed herinneren. Een uur lang hoorden ze me uit over mijn visie op onderwijs en kreeg ik allerlei casussen voorgelegd. Dat was echt een schok, want in België behelst zo’n procedure niet meer dan een gesprekje van vijf minuten.”
Mijn kinderen zijn vrij als ik moet werken
Na dat gesprek kreeg ze te horen dat ze was aangenomen en mocht ze bij personeelszaken onderhandelen over haar salaris. “Ik wist niet wat ik hoorde. In België wordt je salaris gebaseerd op je vooropleiding en het aantal dagen dat je gewerkt hebt in het vak. Die hele Nederlandse functiemix heb je daar niet.”
In tien jaar tijd is Ruts op onderwijsgebied behoorlijk vernederlandst. “In België is het onderwijs traditioneler, de docent praat en de leerlingen schrijven alles op. Hier is er veel meer interactie en wordt er vaker projectmatig gewerkt. Eerlijk gezegd past dat beter bij mij dan de Belgische stijl.”
Vanuit haar woonplaats Lanaken rijdt Ruts in twintig minuten naar haar werk in Maastricht. “Dat is dus nauwelijks een nadeel te noemen. Dat de schoolvakanties niet gelijk vallen is wel heel lastig. Ik heb drie jonge kinderen. Ze zijn vrij als ik moet werken en omgekeerd. Collega’s vertellen vaak over verre meivakanties en ik ben dan elke ochtend om zeven uur opgestaan om mijn kinderen naar school te brengen.”
Alexandra de Waele (30) rijdt dagelijks vanuit haar woonplaats Hulst naar Antwerpen voor haar baan op lagere school De Luchtballon.
“Nee, mijn familie woont al generaties in Nederland, maar mijn achternaam klinkt inderdaad wel Vlaams.” Die achternaam komt de laatste jaren heel goed van pas, want De Waele werkt in Antwerpen. Na haar pabo-opeiding in Vlissingen deed ze wat invalwerk toen ze in het najaar van 2011 via-via in contact kwam met overheidsinstelling Stedelijk Onderwijs Antwerpen met 172 locaties. “De directrice van een lagere school vroeg me of ik twee weken wilde invallen. Dat heb ik gedaan en van het een kwam het ander. Uiteindelijk ben ik blijven hangen en heb ik sinds tweeënhalf jaar een vaste aanstelling.”
Na die invalperiode ben ik blijven hangen
De Waele werkt op een school met overwegend kinderen met een niet-westerse achtergrond. “Maar juist dat is de reden dat ik hier werk en niet ergens in Zeeuws-Vlaanderen. Hier kan ik een verschil maken in het leven van de kinderen, hoewel het soms ook weleens moeilijk is omdat ze thuis van alles meemaken. De eerste jaren nam ik dat mee naar huis, maar nu kan ik het beter loslaten. Toch zie ik aan de uitval om me heen dat dat niet iedereen lukt. We komen dit schooljaar zelfs vier leerkrachten tekort.”
De Waele denkt liever niet meer terug aan de periode dat ze haar diploma moest laten erkennen. “Dat heeft maanden geduurd. En het ergste was dat ik geen loon kreeg zolang het niet geregeld was. Daarom werkte ik bij in een bakkerij in Hulst om nog een beetje inkomen te hebben.”
Volgens De Waele liggen de salarissen ook wat lager dan in Nederland. “Ik zit nu op netto zo’n 1850 euro, in Nederland zou ik al meer dan 2000 euro verdienen, denk ik.” Toch zal ze niet zo gauw weer in Nederland aan de slag gaan, ze is dan ook nog helemaal ingeburgerd in België. Nou ja, niet helemaal, vindt ze zelf. “In België is het heel gebruikelijk om te zeggen dat kinderen op hun poep moeten gaan zitten, maar die woorden krijg ik echt niet over mijn lippen.”