Alle

De gestage opmars van het tijdelijke contract

Een vaste aanstelling is nog altijd de norm, maar tijdelijke contracten zijn al jaren bezig aan een gestage opmars. In het primair onderwijs is die groei sterker dan in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs.

Tekst arno kersten - redactie onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

zandloper_header

Beeld: Pixabay

Scholen met meer leerkrachten in tijdelijke dan in vaste dienst, ze bestaan. Neem openbare basisschool de Vuurvogel in Tilburg. De leraren met vaste contracten beslaan dit schooljaar samen 5 voltijdbanen (fte). De tijdelijke aanstellingen tellen op tot 7,4 fte, oftewel 60 procent. Vorig schooljaar en het jaar daarvoor lag die verhouding precies omgekeerd: toen was driekwart van het onderwijzend personeel in vaste dienst.

Ja, die cijfers kloppen, beaamt directeur Brigitte IJpelaar. En er zit een verhaal achter. Afgelopen jaar zijn vijf vaste leerkrachten vertrokken, om uiteenlopende redenen. “Dat vertrek zorgde voor een behoorlijk gat. Die vacatures hebben we ingevuld met nieuwe leerkrachten die in eerste instantie met een tijdelijke aanstelling beginnen.”

Basisschool de Buitenkans in Heerenveen heeft zelfs 0 procent vaste aanstellingen. Althans, in de personeelscijfers die uitvoeringsorganisatie Duo onlangs publiceerde. Directeur Theo Rinsma fronst de wenkbrauwen: dat beeld klopt niet. De school is na de zomer van 2016 van start gegaan met 64 leerlingen: drie groepen en vijf parttime leerkrachten. Die begonnen met een tijdelijke aanstelling. Twee van hen zijn nog in dienst en hebben een vast contract gekregen. “Dat gaat om opgeteld 1,6 fte per 1 september 2018. Waarom dat niet is terug te zien in de cijfers van Duo, weet ik niet.” Van de 6,8 voltijdbanen aan leerkrachten is nu nog 3 fte tijdelijk, stelt Rinsma.

Beeld: Typetank

Lerarenpools

Simpel gezegd: tijdelijk is iedereen die in loondienst is van het schoolbestuur, maar geen vast contract heeft. Een vergaarbak van kortdurende vervangingscontracten, jaarcontracten met uitzicht op een vaste aanstelling en lio’s. Wie er niet onder vallen: medewerkers die worden ingehuurd via zzp- en uitzendconstructies.

Het vaste contract is nog altijd de norm in het primair onderwijs. Negen op de tien leerkrachten is in vaste dienst. In krimpregio’s in het noorden, oosten en zuiden van het land liggen die percentages nog hoger. Begrijpelijk, zegt Elly van der Beek, personeelsadviseur bij de stichting Primato in Hengelo, ook een krimpgebied, waar 98 procent van de leraren een vaste aanstelling heeft. “Tijdelijkheid vlieg je in waar je uitbreiding nodig hebt of bij een heel specifiek onderwijsdomein waar je binnen je eigen bestand even geen passende invulling voor kunt vinden, zoals onze hoogbegaafdenschool."

Met name in krimpregio’s hebben schoolbesturen zelf of samen pools van leraren opgezet die op scholen flexibel inzetbaar zijn, maar wel een vaste aanstelling hebben. Het lerarentekort is daar ook net wat minder nijpend dan in Randstad. In het midden en westen is het lastiger om voldoende leraren te vinden of aan de school te binden.

“In de Randstad is het lerarentekort het hevigst, daar heb je ook meer scholen in moeilijke wijken. Als het verloop ergens groter is, dan zul je daar ook meer tijdelijke aanstellingen zien”, aldus AOb-bestuurder Eugenie Stolk. Een positieve uitleg zou kunnen zijn dat besturen in de grote steden nu steeds meer van flex- en uitzendconstructies willen afstappen. Al blijkt extern ingehuurd personeel, dat niet op de loonlijst staat, de afgelopen jaren ook toegenomen. Zoals de inspectie in de recentste Staat van het onderwijs opmerkt: ‘Uitbreiding van het personeelsbestand loopt steeds vaker via flexcontracten, die zich onttrekken aan de normale personeelsstatistieken.’ Omgerekend naar fte’s is de omvang van het personeel niet in loondienst in het primair onderwijs sinds 2012 gestegen van ruim 2700 naar ongeveer 4500 in 2017, aldus de inspectie.

Nieuwe collega's

Vast mag dan de norm zijn, tijdelijke contracten maken al jaren een gestage opmars in het primair onderwijs. Sinds 2012 is het aandeel tijdelijk personeel meer dan verdubbeld. Was in 2012 nog 5,4 procent tijdelijk, dit schooljaar is dat ruim 13 procent. Of, om het in voltijdbanen uit te drukken: vergeleken met zes jaar geleden telt het primair onderwijs tienduizend vaste banen minder en bijna evenzoveel tijdelijke banen meer.

Personeel primair onderwijs in voltijdbanen (fte)

primair onderwijs 2012 waarvan tijdelijk % 2018 waarvan tijdelijk %
totaal personeel 125.801 fte 5,4% 125.223 fte 13,3%
leraren 95.582 fte 4,9% 92.952 fte 11,2%
ondersteuners 20.327 fte 8,2% 23.834 fte 22,5%

Bron: Dienst Uitvoering Onderzoek

Kijk je daarbinnen naar specifieke functiegroepen, dan vertonen leerkrachten dezelfde trend. Het aantal vaste contracten daalde van 91 duizend naar een kleine 83 duizend, tijdelijke aanstellingen groeiden van nog geen vijf- naar tienduizend. De pensioengolf speelt daarin ongetwijfeld een rol: afgezwaaide leraren met vaste contracten worden vervangen door nieuwe collega’s, die in eerste instantie tijdelijk in dienst zijn. Binnen het primair onderwijs is het aandeel tijdelijke leraren het grootst in het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Bij ondersteunende functies is de groei van tijdelijke contracten nog veel sterker. Daar heeft het werkdrukakkoord ook een hand in. Veel scholen gebruiken het geld om extra onderwijsassistenten aan te trekken. Alleen al dit schooljaar kwamen er 2750 voltijdbanen voor ondersteuners bij, een groot deel daarvan begint tijdelijk.

Personeel in voltijdbanen (fte) per sector

sector 2012 waarvan tijdelijk % 2018 waarvan tijdelijk %
po 125.801 fte 5,4% 125.223 fte 13,3%
vo 83.816 fte 12,4% 84.073 fte 14,6%
mbo 41.938 fte 10,9% 45.925 fte 16,3%

Bron: Dienst Uitvoering Onderzoek

Telefoontjes

Eind maart en begin april publiceerde Duo de nieuwste personeelscijfers. Daarin valt te zien hoeveel leraren, ondersteuners en directie elk schoolbestuur en elke individuele school op 1 oktober 2018 in dienst had, tijdelijk en vast. Aanvankelijk begon dit artikel als een onderzoek naar onderwijsinstellingen met heel weinig vast personeel. Telefoontjes naar schoolleiders en p&o-afdelingen brachten onverwacht ook iets anders in beeld: onvolkomenheden in personeelsadministraties en scholen die zich niet herkenden in de cijfers.

Zo was er een kleine basisschool in Limburg waar het team een paar jaar terug ineens bleek verviervoudigd. Met een stevige groei van het aantal tijdelijke aanstellingen tot gevolg. Op de school zelf wisten ze van niks: daar liepen nog steeds dezelfde mensen rond. Bij navraag bleek het overkoepelende bestuur een lerarenpool te hebben opgericht en de fte’s administratief onder dat ene schooltje te hebben gehangen, “omdat ze op een van de scholen geregistreerd moeten staan.”

Bij mbo-school Friese Poort zou 54 procent van de leraren in tijdelijke dienst zijn. Daar keken ze nogal van op in Leeuwarden. Na rap intern uitzoekwerk stak de instelling de hand in eigen boezem: in het administratiesysteem werd bij een deel van de personeelsleden een veld met de arbeidsrelatie niet bijgewerkt, waardoor er meer tijdelijke aanstellingen naar Duo zijn verzonden dan er werkelijk zijn.

Bij het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag vielen ze van hun stoel. Daar zou bijna 53 procent van de docenten in tijdelijke dienst zijn. Na ampel beraad met het administratiekantoor haalde het afdelingshoofd organisatie & beheer het lek boven water. In de personeelsadministratie waren 22 medewerkers met een aanstelling voor onbepaalde tijd nog op ‘bepaald’ blijven staan. Ook het Zuid-Hollandse Develstein College, dat bij hetzelfde administratiekantoor zit, herkende zich niet in de cijfers. De helft van het personeel een tijdelijke aanstelling, dat kan volgens rector Matthijs den Haan helemaal niet. “Nee joh, dan zeggen de mensen: Bekijk het maar en gaan ze naar een andere school.”

En dan was er nog gedoe rond de aanlevering van personeelsgegevens uit administratiesysteem Raet aan Duo. De overdracht van kwartaalgegevens mislukte in eerste instantie, later is dat hersteld. Volgens Duo heeft dat geen invloed gehad op de betrouwbaarheid van de personeelscijfers die de uitvoeringsorganisatie heeft gepubliceerd. “De aangeleverde gegevens zijn door ons overgenomen. Maar als in de administratie van het schoolbestuur of het administratiekantoor verouderde of verkeerde informatie staat, dan kunnen wij daar natuurlijk niets aan doen”, aldus een Duo-woordvoerder.

Beeld: Typetank

Risicomijdend

Tijdens de rondgang kwam nog een ander fenomeen naar voren: leraren die bij een reguliere vacature niet één, maar twee jaar op een tijdelijk contract worden gehouden. “We voeren als beleid dat we nieuwe mensen niet meteen op een vast contract zetten, maar twee jaar kijken naar hun functioneren. Die tijd hebben we nodig om de volledige gesprekscyclus te doorlopen en goed te kunnen beoordelen of ze passen bij de school en in het team”, zegt directeur IJpelaar van de Vuurvogel.

Idem bij de Buitenkans. “We hebben een afwijkend onderwijsconcept. We werken niet met een leidende methode, maar we inventariseren elke tien weken welke leerdoelen er zijn gehaald. We nemen twee jaar de tijd om mensen te begeleiden, één jaar is daarvoor te kort”, aldus directeur Rinsma. Leraren die twee keer een jaarcontract krijgen, worden tijdens de zomervakantie wel doorbetaald, stellen beide directeuren. Ze zitten dus niet in de ww-zomerpiek.

Het moest er nog eens bij komen dat je in de zomer naar het UWV zou moeten, reageert AOb-bestuurder Eugenie Stolk. Ze vindt dat leraren na één jaar in aanmerking moeten komen voor een vast contract. “Dat is altijd het uitgangspunt geweest en dat zou het nog moeten zijn. Een jaar is normaal gesproken echt wel genoeg om te beoordelen of mensen geschikt zijn. Tenminste, als je de beoordelingscyclus op orde hebt. Standaard twee jaar tijdelijke contracten aanhouden, vind ik geen goed werkgeverschap. Dat is onnodig risicomijdend gedrag. Je hebt ook nog eens de kans dat jongere mensen verder kijken of afhaken. Deze tijd vraagt om een andere houding, ander personeelsbeleid.”

Dat een vast contract de norm is en moet blijven, behoeft volgens Stolk geen betoog. “Als je het lerarentekort wilt tegengaan, moet je ervoor zorgen dat het onderwijs een aantrekkelijke sector is. En dat betekent dat je naast een fatsoenlijk salaris ook zekerheid biedt. Dus geen uitzendconstructies en een minimum aan tijdelijke contracten. Ook voor de onderlinge verhoudingen in het team is het heel belangrijk dat je mensen aan je durft te binden.”

Dit artikel komt uit het juni-nummer van het Onderwijsblad