Conciërges Henk en Fatima vullen elkaar perfect aan
Hij is de klusjesman, zij de zorger. Samen zijn ze portier, telefoon-aannemer, koffiebrengers, kopieerders. Fatima Afkir en Henk Vernooij zijn beiden conciërge op basisschool Op Dreef in Utrecht.
In de gang? In een lokaal? Bij het koffiezetapparaat? Basisschool Op Dreef in Utrecht is net uit en over de hoofden van naar buiten drommende kinderen zoekt Henk Vernooij zijn collega-conciërge Fatima Afkir. Logisch ook wel, want: waar Henk is, is Fatima niet. En andersom. “We vullen elkaar perfect aan.” Fatima, gevonden, inmiddels: “Samen zijn we overal.”
Ze strijken neer op hun vaste honk, het conciërgehok dat voornamelijk uit ramen bestaat, met uitzicht op de voordeur, het schoolplein en de gang. Er hangt een bord met een to-do list: ‘lamp ophangen’ staat bovenaan. Die komt op het conto van Henk. Hij is de handige, de klusser, het manusje-van-alles aan wie mensen vragen ‘Henk ik wil hier een haakje’, en dan zorgt Henk dat er een haakje komt. Fatima is de zorgzame, de luisteraar, pleisterplakker, chocolademelkgever, maar dat laatste wel met mate, “anders maken ze er misbruik van, de boefjes”. En beiden houden ze het schoolplein, inclusief eventuele valpartijen of vechtertjes, in de gaten.
Dit artikel stond in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!
Nu weet ik wanneer het Suikerfeest is en hoe baklava smaakt
Fatima begon in de jaren negentig als overblijfmoeder op de basisschool in de Utrechtse wijk Overvecht, omdat haar twee zoons daar toen op school zaten. “Eerst moeder, toen overblijfmoeder en nu moeder van de school”, zegt Henk over haar. “Want dat is ze echt, hoor.” Een bescheiden glimlach: “Ik vind het gewoon heel leuk om hier te zijn. En ben hier blijven hangen.” Vijf jaar geleden werd ze gevraagd om conciërge te worden, ze doet dat vier dagen per week en somt op: de vaat ruimen, handdoekjes vervangen, boodschappen, kopiëren... Ze doet elke ochtend een koffierondje, even ‘hoi’ zeggen tegen de klassen en vorig jaar was ze mee op kamp, dan doet ze de catering. “En ik zorg met de collega’s dat alle kinderen lekker warm in hun bedje liggen.” Nu haar eigen kinderen groot zijn, de oudste is 27, vindt ze het heerlijk dat er andere kinderen zijn om voor te zorgen.
De school wat extra’s brengen
Henk belandde drie jaar geleden bij de school, op zzp-basis. Hij en Fatima werken lang niet altijd tegelijk, maar ‘vullen elkaar wel aan’. En Henk heeft dan wel de pensioengerechtigde leeftijd van 68, maar zit niet graag stil. Hij kan er voldoening uit halen, zegt hij, als er iets kapot is, zoals de voordeur, laatst, en hij dat dan weet te verhelpen. Maar ze doen ook veel samen, zoals ‘portiertje spelen’. De school koos voor een gesloten deuren-beleid zodat er geen ongenode gasten naar binnen kunnen sluipen. “Dat betekent dus dat het hok vaak bemand moet zijn”, zegt Henk. “Al zijn onze oren inmiddels ook wel gespitst op de bel en kloppende kinderhandjes.”
Een ochtendtaak is de telefoon opnemen voor ziekmelders. Fatima kent inmiddels bijna alle namen. Ze lacht: “Er is ook een Op Dreef in Zeist. En we hebben hier veel kinderen uit Marokko, Afghanistan, Turkije. Héél af en toe belt er een ouder met een typisch Hollandse naam. Dan weet ik vrij snel: néé, díé hebben we hier niet.” Henk, grinnikend: “Heeft dus een ouder de verkeerde school gebeld.”
Hij noemt zichzelf een ‘boerenpummel’, groeide op in Houten, op een boerderij, wist vrij weinig van andere culturen. Tot hij hier kwam. “Nu weet ik wanneer het Suikerfeest is en hoe baklava smaakt. Alleen als ouders gebrekkig Nederlands spreken, is het moeilijk communiceren.” Maar dan is daar Fatima, opgegroeid op het platteland van Marokko en als tiener met haar ouders naar Nederland gekomen.
Sommige kinderen leer je goed kennen, zegt Henk. Zo was er een jongetje dat veel met muziek bezig was. Henk had via via een keyboard over, dus nu staat dat hier op school en oefent de jongen Coldplay-liedjes. Of dat meisje, dat met een step naar school kwam, omdat ze slecht ter been was en dat Henk dan een blauw bordje met de P van ‘parkeren’ voor haar maakte. Zij helemaal glunderen: haar step! Een eigen parkeerplaats! “Stelt geen reet voor”, zegt Henk, “maar je geeft een kind zo veel meer zelfvertrouwen. En dat vind ik zo leuk aan dit werk, dat je in zo’n school wat extra’s kan brengen, gewoon door te luisteren.”
De bel. “Wat nou weer?” grijnst Fatima. “Ik doe wel.” Ze loopt naar de deur, waar een kind haar begroet: “Juffrouw Fatima…” Iets met een gymtas. Henk: “Kijk, en dát vind ik dus fijn hè. Dat wij als conciërges ‘juf’ en ‘meester’ worden genoemd. Onze directeur maakt geen verschil. Ik heb ooit een tijdje op een school in Zeist gewerkt en daar was ik ‘meneer Henk’. Ik voelde een duidelijke scheiding tussen het team en de mensen daaromheen. Dat voelde niet fijn.” Fatima, inmiddels weer portier-af en weer in het conciërgehok: “Hier is iedereen gelijk en onderdeel van het team. Al moest ik wel even wennen toen ik hier net werkte, door de wijk fietste, en hoorde: Juf Fatima! Juf Fatima!”
Waar ze nog niet aan gewend is: haar titel ‘Conciërge van het Jaar’, die ze in april dit jaar kreeg. Haar collega’s nomineerden haar, ’s ochtends werd ze opgewacht op het schoolplein met een erehaag. “Dat was een feest”, zegt Henk. Fatima: “Heel mooi, maar ik doe het hier voor die kinderen.”
Op De Dreef zitten ook veel kinderen die zijn gevlucht. Fatima zucht: “Om dat soort kinderen kan ik me soms wel zorgen maken.” Henk: “Weet je nog, dat Syrische jongetje dat in het asielzoekerscentrum zat en door zijn oma werd opgevoed?” Fatima: “Waar de ouders waren, wisten ze niet. Die oma kwam dan haar kleinkind brengen en halen en vroeg dan ook om koffie. Ik denk dat ze het zelf niet kon betalen.” Ze glimlacht. “Op een gegeven moment nam ze haar eigen beker mee, stond ze te zwaaien met haar mok vanaf het schoolplein. Zei ik, voor de grap, tegen Henk: Ah, daar hebben we mijn schoonmoeder weer.”
Een kind moet soms even gehoord worden
Fatima is zorgzaam. Altijd al geweest. “Maar als een kind ziek is, ben ik niet meteen van: ach, ga maar snel naar huis. Ik zet ze altijd op deze stoel” - ze klopt met haar handen op de leuning van de bureaustoel waar ze in zit - “en dan gaan we het niet over ziek hebben, maar gewoon kletsen.” En daarna vraagt Fatima: Wil je echt papa en mama bellen of wil je terug naar de klas? “Vaak is het antwoord: terug naar de klas. Een kind wil soms even gehoord worden.”
Maar er wordt ook geluisterd naar de leraren. Als er gekopieerd moet worden of koffie moet worden gehaald of een kind even moet worden opgevangen: ze zijn er. Wie van de twee: maakt niet uit. “Leraren moeten veel ballen hoog houden”, zegt Henk. “We voelen volgens mij wel goed aan wat ze nodig hebben om die ballen zo mákkelijk mogelijk hoog te houden. Soms neem je ook een boze ouder over aan de telefoon. Die zijn er ook.”
Maar de gezelligheid overheerst. Henk neemt soms zijn oudste kleinkind mee naar school, omdat het hier zo leuk is. “Een kletskousje”, zegt Fatima erover, en Henk: “Die is niet verlegen nee.” En op meester- en juffendag bakte Henk wafels, een lekkernij uit de Kromme Rijnstreek, waar Houten onder valt. “Wat bent u aan het doen?” vroegen nieuwsgierige kinderen toen hij voor de eerste keer op school zijn bakspullen uitstalde. Henk, voor de grap extra geheimzinnig: “Daar kom je vanzelf achter.” En nu is het: Meester, wanneer gaan we weer bakken? “Ik heb groep 8 beloofd dat we dat gaan doen bij hun afscheid.”
Dan gaat de bel, de voordeur moet worden opengeslingerd. En er staat een leraar bij de koffiekamer te wachten op Henk, vermoedelijk voor een vraag. Ze staan beiden op, als vanzelf. Genoeg gekletst. De school roept.