Alle

Commissie: geef mbo’er eigen budget voor scholing

Een individuele leerrekening is de beste manier om afgestudeerde en werkende mbo’ers te stimuleren door te blijven leren. Zodra mbo’ers zijn afgestudeerd of 27 jaar zijn, moeten ze zo’n rekening krijgen. Ze kunnen dan zelf bepalen voor welke cursus of opleiding ze het geld op de rekening gebruiken.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

Dat is een belangrijke conclusie uit het rapport ‘Doorleren werkt! Samen investeren in nieuwe zekerheid’ van een commissie onder leiding van voormalig Groenlinks-lijsttrekker Jolande Sap. Vergeleken met tien jaar geleden volgen afgestudeerde mbo’ers tot en met een mbo-4 opleiding minder vaak cursussen en opleidingen. Van de hoger opgeleiden volgt 50 procent een cursus, maar onder lager opgeleiden is dat gedaald tot slechts 20 tot 30 procent. Vaak is de motivatie er wel, maar moet er ook genoeg tijd, geld en een helder cursusaanbod zijn om daadwerkelijk scholing te volgen.

Zelf scholing inkopen

De commissie boog zich over de vraag hoe je volwassen mbo’ers ook tijdens hun werkende leven zo goed mogelijk in staat stelt door te leren. Dat is nodig, omdat volgens de commissie, een baan voor het leven niet meer bestaat. Jezelf ontwikkelen is steeds belangrijker. Sap licht in een interview toe:

Leren moet een vanzelfsprekend onderdeel van het leven zijn, ongeacht je opleidingsniveau. Doorleren wordt de nieuwe sociale zekerheid van deze tijd

Voor het rapport nam de commissie verschillende varianten van vraagfinanciering, waarbij mensen zelf hun scholing kunnen inkopen, onder de loep. Ze keken bijvoorbeeld naar onderwijsvouchers of fiscale voordelen speciaal gericht op de mbo-doelgroep. In het hbo loopt er al een experiment met vouchers.

De leerrekening is het meest kansrijk, adviseert de commissie. ‘Een leerrekening is structureler dan vouchers en beter in staat om de doelgroep te bereiken dan fiscale faciliteiten’, zo staat in het rapport. Een leerrekening waarmee je via DigiD inlogt is ‘snel, toegankelijk en inzichtelijk’. De mbo’ers krijgen het geld niet in handen, maar kunnen het wel zelf inzetten voor scholing. Bovendien kunnen verschillende partijen, zoals de overheid of de werkgevers bijdragen.

In het rapport adviseert de commissie ook om een deltacommissaris aan te stellen die de budgetten voor scholing bundelt en de regie erover heeft. Ook moeten er breed gedragen afspraken komen tussen de overheid, werkgevers en werknemers, opleidingen en regio’s over scholing. Een andere aanbeveling is om lokaal of regionaal ondersteuning te regelen om te zorgen dat mensen zich blijven ontwikkelen.

Ondersteuning

AOb-bestuurder Tamar van Gelder zegt dat AOb voorstander is van een individuele leerrekening voor werkende mbo’ers. “Maar, we hebben grote twijfels over de hoeveelheid ondersteuning en de vormgeving daarvan. Deze doelgroep moet goed ondersteund worden bij de zeggenschap over de eigen scholing. Iedereen moet wel een juiste keuze kunnen maken en daarin worden begeleid”, aldus Van Gelder. Bovendien moeten de collectieve regelingen in de cao voor opleidingen blijven bestaan en versterkt worden. “Juist voor mensen die minder opleiding hebben gevolgd, zijn die regelingen belangrijk.”