Cao-afspraak brengt lestaak amper omlaag
De cao-afspraak waardoor docenten minder gaan lesgeven en meer tijd krijgen voor onderwijsontwikkeling, komt moeizaam van de grond. Van werkdrukverlaging zal na de zomer nauwelijks sprake zijn.
Minder werkdruk en meer ontwikkeltijd voor leraren. Dat was het idee achter de afspraak in de cao voortgezet onderwijs over de tijd voor onderwijsontwikkeling, -verbreding en -verdieping (ovv-tijd). De maximale lestaak van 750 klokuren moet daarvoor per augustus 2019 met 30 klokuren worden verminderd. Met de opslagfactor daarbovenop komen er in totaal 50 klokuren beschikbaar. De ruimte om die tijd vrij te maken, moet worden gevonden in de mogelijkheden die de Wet op de onderwijstijd biedt.
Leraren en schoolleiding maken met elkaar een plan dat voor 1 maart 2019 aan de medezeggenschapsraad moest worden voorgelegd. Uit een peiling van de AOb onder bijna 3500 leden bleek in april dat nog geen 20 procent van de scholen dat plan rond heeft. Ruim 10 procent geeft aan dat deze maatregel helemaal niet wordt uitgevoerd. In de andere gevallen is het gesprek nog gaande. “Dat scholen er niet in slagen om de maatregel op tijd vorm te geven, is teleurstellend”, reageert AOb-bestuurder Henrik de Moel. “Dat betekent dat de lestaak van leraren op veel scholen niet zal dalen en dat het doel, werkdrukvermindering, niet bereikt wordt.”
AOb-bestuurder Henrik de Moel: 'Dat scholen er niet in slagen om de maatregel op tijd vorm te geven, is teleurstellend'
Verschillende invuling
De Moel ziet dat scholen de afspraak op veel verschillende manieren invullen. Van de scholen die het plan bijna of helemaal rond hebben, kiest slechts 15 procent voor een lesuur per week minder. Sommige kiezen voor verlaging van het aantal lesweken of verkorting van het lesuur, bijvoorbeeld van 50 naar 45 minuten.
‘Bij ons op school wordt deze maatregel ingevoerd door lesuren korter te maken’, schrijft een docent in de AOb-enquête. ‘Daarmee blijf je dus hetzelfde aantal uren geven en moet het curriculum in minder tijd afgemaakt worden. Ik kan mij niet voorstellen dat je hiermee de werkdruk vermindert.’
Uitroosteren
De meeste scholen kiezen voor een aantal centrale dagen waarop de lessen worden uitgeroosterd. Ook dat is jammer, meent De Moel. “Het zijn oplossingen die leiden tot vermindering van het totaal aantal lesuren per jaar, maar daar merk je als docent in de praktijk niet veel van. De werkdruk wordt mede veroorzaakt door het hoge aantal lesuren per week, gekoppeld aan de hoeveelheid taken en de complexere problematiek in de klas. Met deze cao-afspraak hadden we een reductie van een lesuur per week voor ogen: een allereerste stap in de vermindering van de werkdruk.”
Met deze cao-afspraak hadden we een reductie van een lesuur per week voor ogen
Het goede nieuws is volgens De Moel dat het op sommige scholen wel lukt om de lestaak per week te verminderen. “Aanpassing van de lessentabel is een ingewikkelde opdracht omdat het binnen de kaders van de wet en zonder extra middelen moet worden uitgevoerd”, legt hij uit. “Dat betekent dat scholen goed moeten kijken naar welke taken niet of anders kunnen worden uitgevoerd of hoe het onderwijs anders kan worden georganiseerd. Er zijn schoolbesturen die gewoon meer docenten aanstellen om die uren op te vangen. De meeste scholen houden elk jaar geld over, iets wat de inspectie in haar onderwijsverslag nog zorgwekkend noemt. Dus de mogelijkheden zijn er vaak wel. Maar daarvoor zal met alle betrokkenen moeten worden overlegd: wat hebben leerlingen nodig, hoe willen we ons onderwijs vormgeven en hoe bereiken we dat? Het is jammer dat dit gesprek op veel scholen niet op die manier plaatsvindt.”
Goed onderwijs
De tijd die vrijkomt, moet worden ingezet voor onderwijsontwikkeling, -verbreding of -verdieping. Het is niet zo dat daarmee onderwijsvernieuwing opeens op de agenda moet komen te staan, aldus De Moel. “De gedachte erachter is dat leraren echt meer tijd krijgen om hun onderwijs goed vorm en inhoud te geven. Dat hoeft niet heel groots te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook gaan over het anders vormgeven van een les of een andere manier van toetsen. Het is aan de docenten zelf om te bepalen wat onder ovv valt en hoe zij de tijd willen invullen.”
Nog geen 8 procent van de respondenten meldt dat ze inderdaad zelf bepalen waar, wanneer en hoe ze de ovv-tijd invullen. In de meeste gevallen staan de dagen waarop de ovv plaatsvindt in het jaarrooster. Op ruim 12 procent van die scholen bepaalt de directie de invulling. “Dat is absoluut niet de bedoeling: de invulling is echt aan de leraren zelf”, reageert de AOb-bestuurder. “Het sterkst sta je als je met je team of sectie een plan hiervoor maakt. Maar er zijn zelfs voorbeelden van directies die zulke plannen afkeuren. Dat is in strijd met de cao.” Docenten die niet zelf mogen bepalen hoe ze de ovv-tijd invullen, raadt hij aan contact op te nemen met de bond.
Vertrouwen
De meeste respondenten (60 procent) hebben er geen vertrouwen in dat de afspraak over ovv-tijd zal bijdragen aan verlaging van de werkdruk. Een docent schrijft: ‘Tot nu toe geeft de regeling alleen maar meer stress. We zijn tijd kwijt om erover na te denken en voelen ons onder druk gezet om met een oplossing te komen terwijl die er niet is. Er moet geld bij om dit uit te kunnen voeren.’
Een docent in de AOb-enquête: 'Tot nu toe geeft de regeling alleen maar meer stress'
“Dat dit dus zo niet lukt, betekent dat de route via de Wet op de onderwijstijd is uitgeput”, zegt De Moel. “De minister zal met andere oplossingen moeten komen. Uiteindelijk willen wij als vakbond naar een lestaak van 20 uur per week. Dat kost veel geld, maar de wens om de werkdruk te verlagen is zeer legitiem. Het aantal burn-outklachten in het voortgezet onderwijs is hoger dan in het primair onderwijs. En willen we de tekorten niet het niveau laten halen van het primair onderwijs, dan moet er nu geïnvesteerd worden. Het is tijd dat de minister over de brug komt.”