Bijles ondermijnt leraar
Ouders besteden jaarlijks bijna 300 miljoen euro aan bijlessen. Terwijl zij zich blauw betalen, zitten leraren met ongemotiveerde leerlingen in de klas.
Bijles-ettertjes. Zo omschreef Ellen Deckwitz onlangs in een NRC-column leerlingen die bijles krijgen en de reguliere les in de klas daarom verstieren. Dat dit geen dichterlijke overdrijving is, blijkt uit verhalen van leraren in het voortgezet onderwijs. “Ze zorgen voor veel onrust in de les”, zegt bijvoorbeeld Ben Zwartjes, lid van het AOb-hoofdbestuur en natuur- en wiskundeleraar op het Dendron College in Horst aan de Maas. ‘Dat vraag ik wel aan mijn bijlesdocent’, hoort hij leerlingen dan zeggen. “Ik zorg er wel voor dat andere leerlingen daar geen last van krijgen, maar ergerlijk vind ik het wel.”
Ook Clarine Rijpstra, leraar klassieke talen aan het Gemeentelijk Gymnasium in Hilversum kan erover meepraten. “Leerlingen die vinden dat ze niet mee hoeven doen, omdat ze het al gehad hebben bij bijles en dan anderen van het werk houden. Dan zeg ik: Heel mooi en dan ga je nu oefenen in beleefd zijn en doen alsof je meedoet.”
Beleidsmakers noemen schaduwonderwijs tegenwoordig ‘aanvullend’ onderwijs
Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat ouders steeds meer geld besteden aan schaduwonderwijs of, zoals beleidsmakers het tegenwoordig noemen, aanvullend onderwijs: van 26 miljoen in 1995 naar 276 miljoen per jaar in 2021. De grootste hap daarvan, 253 miljoen, komt van ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs.
Gewoon opletten tijdens de les
Ouders willen nou eenmaal het beste voor hun kind - lees: het hoogste diploma - en het aanbod aan examentrainingen, huiswerkbegeleiding en bijlessen schept de behoefte. Leraren zijn er minder blij mee. “We leren kinderen zo aan dat leren buiten school gebeurt”, stelt Cornelie de Jong, docent aardrijkskunde op de vavo van het Nova College. Ze schreef voor het Onderwijsblad al eens een opiniestuk waarin ze dit probleem aankaartte. Ze memoreert daarin haar eigen bijlessen voor wiskunde, ‘waarbij mij werd ingepeperd dat het bijspijkeren niet nodig was geweest als ik gewoon had opgelet tijdens de les’.
Maar dat idee is er tegenwoordig niet meer bij. De enkele bijspijkeruurtjes zijn structureel geworden, waarbij leerlingen tijdens bijles geen extra oefeningen krijgen, maar gewoon onder begeleiding het lesboek doorwerken. “U betaalt niet voor bijles, maar voor In-plaats-van-les”, zegt Rijpstra dan ook tegen ouders. Haar telefoontjes leveren wisselende reacties op, van ‘bemoei je er niet mee, het is mijn geld’ tot ‘prettig dat u belt’. “De meeste ouders hebben geen idee wat er op bijles gebeurt, ze besteden het uit en vragen er verder niet meer naar.”
Ik vind het raar om zonder de docent te raadplegen bijles te regelen
Zwartjes zou het liefst zien dat ouders contact zoeken met de vakdocent als hun kind moeite met een vak heeft. “Ik zou als ouder altijd vragen: Let jij voldoende op in de les? Check dat ook even bij de docent, voordat je je geld weggooit. Ik zou hen kunnen zeggen dat als hun kind goed meedoet en vragen stelt in de les, ik ze kan helpen. En dan is bijles niet nodig.” Op zijn school zijn er geen tienminutengesprekken met vakdocenten meer en zien ouders alleen nog de mentor. “Dat is faliekant mis, het contact met de vakdocent is heel belangrijk. Ik vind het raar om zonder de docent te raadplegen bijles te regelen.”
Gelijke kansen geven
Pascal Cuijpers, publicist en docent beeldende vorming en tekenen op het Connect College in Echt, vindt het niet erg als zijn leerlingen na school op een tekencursus zitten. “Graag zelfs, dat geeft hen een extra drive in mijn lessen. Zo’n cursus is eerder hobbygericht. Maar voor de andere schoolvakken ligt dat anders.”
Je kunt ouders niet tegenhouden
Hij verbaast zich over de enorme populariteit van de commerciële bijlesinstituten. Want zijn school biedt van alles aan om leerlingen extra begeleiding te geven, zoals op-maat-uren onder en na schooltijd, keuzewerktijd-uren, huiswerkbegeleiding op school door twee (wisselende) docenten van school en leerlingen uit de bovenbouw (tutoren) die leerlingen uit de onderbouw bijles geven. “We willen ze binnenboord houden en zo alle leerlingen gelijke kansen geven. Maar als ouders desondanks geld over hebben voor commerciële instituten, kunnen wij ze helaas niet tegenhouden.”
Hij wijt de behoefte aan bijles aan de toenemende prestatiedruk. “Ik geef ook faalangsttrainingen op onze school en ik zie dat toenemen. Leerlingen voelen enorme druk om te presteren, hun best te doen, het hoogste te halen. En als dat niet lukt, worden ze faalangstig. Die nadruk op excelleren doet ons onderwijs en onze leerlingen geen goed.”
Als iets echt niet lukt, moet je dat gewoon accepteren
De Jong wijst op een ander probleem. Ouders kunnen met bijlessen een kind wel door de middelbare school slepen, maar waar houdt het op. “Moeten ze later in het hbo of op de universiteit en in hun werk ook bijles krijgen? Het is een vreemd idee dat je per se wilt dat je kind havo of vwo haalt en er zoveel moet gebeuren om dat voor elkaar te krijgen. Dat is pijnlijk en verdrietig.” Met extra inspanning en aandacht kun je achterstand repareren. “Maar als iets echt niet lukt, moet je dat gewoon accepteren”, stelt De Jong. “Waarom zou het erg zijn om tegen een leerling te zeggen: havo is voor jou op dit moment te moeilijk? Er zijn ook goede vmbo-opleidingen.”
Goed onderwijs
Onderzoekers zoals Louise Elffers (bijzonder hoogleraar Kansengelijkheid aan de Universiteit van Amsterdam) hebben al laten zien dat schaduwonderwijs funest is voor gelijke kansen. Want het zijn de hoogopgeleide ouders die hun kind naar bijles (kunnen) sturen. De Onderwijsraad waarschuwt in zijn rapport Publiek karakter voorop bovendien voor een ander risico: uitholling van het publieke onderwijs.
De leraren scherpen dat verder aan, schaduwonderwijs ondermijnt en bagatelliseert hun positie. “Goed onderwijs bestaat dankzij de leraar, niet ondanks de leraar”, stelt De Jong. Zwartjes zag het liefst een verbod op commerciële bijlesinstituten. Hij weet wel dat dat niet kan. “Elk kind heeft recht op goed onderwijs en dat moet gewoon geregeld worden in het reguliere onderwijs.” Hij heeft wel eens een aanbieding gekregen om bij een privéschool te werken. “Heel verleidelijk, een riant salaris, veel minder uren en klasjes van maximaal acht leerlingen. Maar het gaat in tegen mijn principes. Zorg ook in het reguliere onderwijs voor kleinere klassen en meer tijd voor leraren. Dan is bijles overbodig.”
Als de helft van je leerlingen bijles heeft, dan moet je daar iets mee
En schrap alle administratieve rompslomp voor leraren, vult De Jong aan. In haar boek Eigenlijk ben ik gewoon leraar stelt ze dat leraren hun vak weer moeten opeisen. “Leraren mogen wat bozer worden: hallo, dit vak is van mij! We prijzen onszelf de markt uit en accepteren dat we er een beetje bij hangen, dat de overdracht van kennis en basisvaardigheden niet meer bij ons gebeurt.”
Dat vraagt ook wat van leraren zelf: goed lesgeven. “Leerlingen haken af als het te moeilijk of te makkelijk is”, stelt Rijpstra. “Dat is een kwestie van goed klassenmanagement: je moet zorgen dat leerlingen continu bezig zijn met de stof.” De Jong beaamt dat: “Het heersende idee is dat je veel moet wisselen om leerlingen geconcentreerd te houden. Maar door al dat wisselen verlies je juist veel tijd en concentratie.” En niet te vergeten dit: “Als de helft van je leerlingen bijles heeft, dan moet je daar iets mee”, zegt De Jong. “Het idee dat zoiets normaal is, wijst erop dat er iets niet goed gaat.”