HBO
WO&O

Bezuinigen in het hoger onderwijs? Dat is contractbreuk

De aangekondigde bezuinigingen op wetenschap en hoger onderwijs onderstrepen de onbetrouwbaarheid van de overheid op dit moment, betogen AOb-hoofdbestuurder Arnoud Lagendijk en collega’s. De plannen getuigen van bekrompen provincialisme.

Tekst Arnoud Lagendijk , Marc van Oostendorp en Richard de Boer - - 4 Minuten om te lezen

TT Opinie HO bottebijl

beeld: Typetank

Het kabinet heeft een miljard aan bezuinigingen op het hoger onderwijs aangekondigd, zowel direct als indirect. De belangrijkste directe bezuiniging is het terugdraaien van extra investeringen in met name vaste onderzoeksbanen: de zogeheten ‘sectorplannen’ ontwikkeld onder de vorige minister van OCW, Robbert Dijkgraaf. Die bezuiniging is ronduit destructief en getuigt van een zeer wispelturige en onbetrouwbare overheid. Het is terecht dat de universiteiten, verenigd in de Universiteiten van Nederland, hier een juridische zaak van willen maken.

De overheid handelt in tegenspraak met eerdere afspraken

Het gaat om 215 miljoen euro per jaar, zo rond 1200 banen: weg, zonder enig overleg met de sector. Dit is onbehoorlijk bestuur en contractbreuk. Bovendien blijft het hier niet bij. Twee belangrijke bronnen van wetenschappelijk onderzoek, het groeifonds en fonds Onderzoek en Wetenschap, worden voor miljarden gekort. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (Ibo) kreeg recent opdracht de mogelijkheden te verkennen om het hele hoger onderwijs te korten met 10 tot 20 procent (tot 2,3 miljard). Dat kan leiden tot het stopzetten van de kwaliteitsbekostiging die in de plaats kwam van de basisbeurs, en verdere verhoging van het collegegeld. Ook hier handelt de overheid in tegenspraak met eerdere afspraken. Dit zou een gigantische klap betekenen, die op geen enkele manier te voorspellen was (geen van de regeringspartijen had dit opgenomen in het verkiezingsprogramma). Wij keren ons tegen deze onbetrouwbaarheid van de overheid.

Beperken van wildgroei

Daar komen twee indirecte bezuinigingen bovenop. Het kabinet denkt dat het stoppen met sommige anderstalige bacheloropleidingen en instroombeperkingen en lastenverzwaringen voor buitenlandse studenten leidt tot 293 miljoen minder uitgaven. Beperken van de wildgroei aan anderstalige bacheloropleidingen is op zich niet per se een slechte stap. Het is veelzeggend over het universitair bestel dat universiteiten zelf niet eerder de tendens hebben gekeerd om extra studenten uit Europa te werven puur vanwege het eigen marktaandeel. Deze ratrace is namelijk een competitief nulsomspel: sommige individuele instellingen verwerven wat meer lokaal marktaandeel, maar de sector als geheel krijgt nauwelijks meer geld. 

Maatregelen die buitenlanders direct discrimineren gaan in tegen de kern van het hoger onderwijs

We moeten tegelijkertijd niet vergeten dat hoger onderwijs intrinsiek grenzeloos is en hoeveel dat oplevert. Internationale uitwisseling vormt voor studenten een grote bron van kennis en ervaring. Internationale stafleden leveren daarnaast een belangrijke bijdrage aan het internationale onderzoek, onderwijs en de diversiteit op de werkvloer. We moeten open blijven staan voor buitenlandse studenten die hier om goede redenen willen komen studeren. Bovendien kunnen we het buitenlandse talent dat de afgelopen jaren hier met allerlei beloften naartoe is gehaald, dat zich in ons land, vaak met een gezin, gevestigd heeft, niet in de kou laten staan. Zij zijn niet verantwoordelijk voor het feit dat ‘internationalisering’ ineens in een ander daglicht is komen te staan. Maatregelen die buitenlanders direct discrimineren gaan niet alleen in tegen de kern van het hoger onderwijs, maar treffen ook de samenleving als geheel. We keren ons tegen bekrompen provincialisme.

Boete werkt averechts

De tweede indirecte bezuiniging is de ‘langstudeerboete’ van 3000 euro, als inkomstenbron voor het onderwijsbudget. Dat is een ronduit oneerlijke en visieloze maatregel. De langstudeerboete treft studenten die om goede reden langer studeren, omdat ze werken, bestuurswerk of stages doen, vanwege gezondheid, et cetera. In economische termen schaden die studenten het rendement van noch universiteiten noch samenleving. Langstudeerders zijn nauwelijks tot ‘last’. Integendeel, langstudeerders betalen jaarlijks tonnen aan inschrijf- en collegegelden, terwijl docenten vaak alleen wachten tot de eindscriptie binnenkomt. Het zou ons niet verbazen als de boete averechts werkt. Dat studenten of hun opleiding gaan afraffelen, of stoppen. Dan levert deze maatregel echt geen 280 miljoen op, zoals het kabinet denkt, maar hebben we juist minder inkomsten, minder goede studieresultaten, minder studenten en minder docenten. We keren ons tegen deze verdwijntruc.

Deze bezuinigingen richten zich meer op de werkvloer dan op de bedrijfsvoering, terwijl daar veel winst te halen valt

Natuurlijk moet het hoger onderwijs ‘doelmatig’ en ‘nuttig’ zijn voor de maatschappij. Maar deze bezuinigingen zijn quick and dirty winst, zonder gedegen effectenonderzoek. Ze richten zich daarbij meer op de werkvloer dan op de bedrijfsvoering, terwijl daar veel winst te halen valt. Academische instellingen kennen zeer uitgebreide bedrijfsvoeringen, die mede het gevolg zijn van complexe, competitieve financiering. Veel geld en energie gaat op aan overhead, administratie, en strategisch manoeuvreren om studenten, contracten en media-aandacht binnen te halen en te voldoen aan talloze bureaucratische eisen. In plaats van daar winst te halen, kan de overheid het niet laten, net als veel besturen overigens, instellingen te sturen op inhoud met allerlei potjesbeleid. Keer op keer blijkt dat een illusie te zijn, omdat echte kennis van zaken en betrokkenheid met academisch werk ontbreekt. Veel ‘impact’ is daarbij onvoorspelbaar en doet zich pas op lange termijn voor. Hier zijn al veel goede rapporten over geschreven, onder andere bij de vorige werkgever van de minister, de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. We hopen dan ook van harte dat de minister zich bezint en gaat handelen vanuit overleg en kennis van zaken, in plaats van met de botte bijl.

Over de auteurs

Arnoud Lagendijk is hoogleraar economische geografie aan de Radboud Universiteit én AOb-hoofdbestuurder voor de sector wo&o. Richard de Boer is docent levenswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam én lid van het AOb-sectorbestuur wo&o. Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands en Academische communicatie aan de Radboud Universiteit.