Alle

Battle for brains

Internationalisering is een manier geworden om opleidingen in stand te houden. Tegelijkertijd delven Nederlandse studenten bij sommige studies het onderspit. Ondertussen draait de belastingbetaler voor de kosten op.

Tekst yvonne van de meent - redactie onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

internationalisering_header

Beeld: Rosa Snijders

'Nederlandse universiteiten zijn in trek bij buitenlandse studenten’, kopte nos.nl in maart 2017 toen bekend werd dat er een recordaantal internationale studenten in Nederland studeert. Ruim 81 duizend buitenlanders volgden dat studiejaar een volledige bachelor- of masterstudie. Dat was toen nog goed nieuws. Volgens het in die dagen heersende narratief zorgen internationale studenten voor een ambitieus studieklimaat en leveren zij een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Een kwart van de buitenlandse studenten blijft volgens internationaliseringsorganisatie Nuffic na het afstuderen in Nederland werken. Deze brain gain levert de staatskas jaarlijks zo’n 1,5 miljard euro op, meldde nos.nl.

Een jaar later sloeg de stemming om. Internationalisering zorgde ineens niet meer voor gain, maar voor verdringing van Nederlandse studenten. Het begon met de stormloop op de bachelor psychologie van de Universiteit van Amsterdam. De opleiding startte in september 2018 met een Engelstalige track. Omdat vooraf al veel belangstelling uit het buitenland werd verwacht, stelde de opleiding meteen een numerus fixus in. Voor de 600 beschikbare plaatsen kwamen 1853 aanmeldingen binnen; 564 uit Nederland en 1289 uit het buitenland, noteerde universiteitsblad Folia. Omdat selecteren op nationaliteit niet is toegestaan, zou een flink deel van de Nederlandse belangstellenden naast een studieplaats grijpen.

In haar diesrede pleitte rector Karen Maex dat jaar in het Engels voor ‘grenzen aan de groei in internationalisering’, maar zonder het internationale karakter van de UvA-opleidingen aan te tasten

In haar diesrede pleitte rector Karen Maex dat jaar in het Engels voor ‘grenzen aan de groei in internationalisering’, maar zonder het internationale karakter van de UvA-opleidingen aan te tasten. Omdat zij zich geen internationale classrooms kan voorstellen waar 80 procent van de studenten uit Duitsland of China komt, of werkgroepen zonder Nederlandse studenten, vroeg zij de minister van Onderwijs universiteiten instrumenten te geven om het aantal buitenlandse studenten te maximeren. Met haar betoog ontketende ze een felle, gepolariseerde discussie tussen voor- en tegenstanders van internationalisering die zelfs de internationale hoger onderwijsmedia bereikte.

(Het artikel gaat verder onder de illustratie)

Beeld: Rosa Snijders

Paniekerige sfeer

Vijf jaar later is de rust nog niet teruggekeerd. Afgelopen studiejaar bereikte de buitenlandse instroom een nieuw record. In 2021-2022 stonden er 115 duizend internationale studenten ingeschreven in het hoger onderwijs, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Eén op de vier eerstejaars is internationale student, bij universiteiten is zelfs 40 procent van de instroom afkomstig uit het buitenland. Ook dit studiejaar trekken universiteiten weer meer internationale studenten, blijkt uit voorlopige instroomcijfers. De verwachting is dat de groei de komende jaren doorzet. Met name in het universitair onderwijs.

Door de aanhoudende groei, lopen de spanningen op. Overvolle collegezalen, overbelaste docenten en een tekort aan studentenkamers zorgen voor een paniekerige sfeer. Universiteiten in de Randstad de UvA en de tu Delft voorop smeken de minister om een quotum voor buitenlandse studenten. Terwijl universiteiten en hogescholen in de grensstreek, waar de Nederlandse studentenpopulatie krimpt, waarschuwen dat het beperken van de internationale instroom voor verschraling van het onderwijsaanbod in hun regio zal zorgen.

Minister Robbert Dijkgraaf heeft het wetsvoorstel van zijn voorganger dat het mogelijk maakt om alleen voor Engelstalige tracks een numerus fixus in te stellen en dat de verengelsing een halt toe moet roepen, afgelopen zomer juist ingetrokken. Hij is op zoek naar maatregelen die de instroom van internationale studenten beheersbaar maken, zonder de toegankelijkheid en de internationalisering geweld aan te doen. Hij wil daarvoor de tijd nemen, maar heeft onder druk van de Tweede Kamer beloofd dat hij deze maand met concrete maatregelen komt.

Op wervingsevenementen binnen en buiten Europa waren Nederlandse instellingen afgelopen najaar volop aanwezig

Universiteiten en hogescholen beloofden tot die tijd terughoudend te zijn met het werven van internationale studenten, maar lijken zich niet aan die afspraak te houden. Op wervingsevenementen binnen en buiten Europa waren Nederlandse instellingen afgelopen najaar volop aanwezig. Tot chagrijn van de Tweede Kamer die zich ook al ergerde aan universiteiten die klagen over de te grote internationale instroom, terwijl ze zelf met nieuwe Engelstalige opleidingen starten. Dat leidde in november tot een motie waarin de Kamer een wervingsstop eist.

In een opiniebijdrage in NRC verweten acht regionale universiteiten en hogescholen de Kamer vervolgens hen ‘met een rondje handopsteken’ in de financiële problemen te brengen. De instellingen zijn afhankelijk geworden van internationale studenten, de Universiteit Maastricht waar 56 procent van de studenten uit het buitenland komt voorop. ‘Niet werven zal leiden tot fors minder instroom. En minder instroom resulteert in een daling van de financiering met tot wel tientallen procenten’, schreven de acht bestuursvoorzitters. De Kamer heeft het er met de motie dus niet makkelijker op gemaakt de patstelling te doorbreken.

(Het artikel gaat verder onder de illustratie)

Beeld: Rosa Snijders

Gaspedaal

“Internationalisering is in Nederland synoniem geworden met het werven van internationale studenten en onderwijs in het Engels”, stelt Hans de Wit, emeritus hoogleraar van het Center for International Higher Education van het Boston College. “Het is een manier geworden om opleidingen in stand te houden die niet voldoende Nederlandse studenten trekken.” De oorzaak? “Het ontbreekt aan visie op wat we met internationalisering willen bereiken. Er is geen beleid en dat zorgt voor de huidige wildgroei”, vindt de wetenschapper die zich al veertig jaar met internationaliseringsbeleid bezighoudt.

Sander van den Eijnden, voormalig bestuursvoorzitter bij de Open Universiteit en de Hogeschool Leiden is het roerend met hem eens. Driekwart van de internationale studenten komt uit Europa. Dankzij vrij verkeer van studenten binnen de eu hebben zij dezelfde rechten als Nederlandse studenten, weet de bestuurder die ook directeur Internationaal Beleid bij het ministerie van Onderwijs en directeur bij de Nuffic was. Daardoor is er volgens hem “een lek ontstaan aan de vraagkant. De overheid heeft verzuimd afspraken te maken over hoe instellingen daarmee om moeten gaan. Universiteiten en hogescholen bepalen ieder voor zich hoeveel studenten ze hiernaartoe halen en voor welke vakgebieden zij internationaal werven. Ze hoeven niet aan te geven welk maatschappelijk belang het dient om een opleiding psychologie in het Engels aan te bieden. Terwijl de belastingbetaler opdraait voor de kosten.” Gelukkig ziet minister Dijkgraaf dat het probleem in het gebrek aan sturing zit, constateert Van den Eijnden. “In interviews vergelijkt hij het internationaliseringsbeleid met een auto waar geen stuur en rem op zit, maar alleen een gaspedaal.”

Universiteiten en hogescholen bepalen ieder voor zich hoeveel studenten ze hiernaartoe halen en voor welke vakgebieden zij internationaal werven

Dat Dijkgraaf het Wetsvoorstel ‘taal en toegankelijkheid’ dat al bij de Eerste Kamer ligt, heeft ingetrokken, vindt Van den Eijnden verstandig. “De internationale instroom afremmen via taalbeleid, is sturen om een hoekje. Dan hebben we het nog steeds niet over waarom we aan internationalisering doen. Werven we internationale studenten om de arbeidstekorten in de techniek, de zorg of het onderwijs te verlichten? Gaat het om het versterken van het Europees burgerschap of om de internationale battle for brains? Die vraag moet je beantwoorden voor je maatregelen kiest.”

(Het artikel gaat verder onder de illustratie)

Beeld: Rosa Snijders

Spaans

“Het werven van buitenlands toptalent is nodig voor internationaal georiënteerde sectoren als de techniek, het kunstonderwijs en de landbouw en dat vraagt om Engelstalig onderwijs”, stelt De Wit. “Maar eigenlijk alleen op master- en PhD-niveau en zelfs daar is het lang niet altijd wenselijk.” In de bachelorfase is Engelstalig onderwijs over het algemeen niet nodig om aan internationalisering te doen, vindt hij. “International classrooms kun je ook via korte uitwisselingen organiseren. Dan hoef je maar een deel van het programma in het Engels te verzorgen.” Het kan zelfs zonder fysieke uitwisseling. “Ik heb heel mooie online internationaliseringsprojecten gezien waarbij de interactie met internationale studenten beter verloopt dan tijdens fysieke colleges. Het hoeft ook niet altijd in het Engels. Je hebt ook andere opties, zoals onderwijs in het Spaans, Arabisch of Duits.”

Van den Eijnden vindt het ook voor de hand liggen om bacheloropleidingen “op een enkele uitzondering na, in het Nederlands te geven en internationalisering in die fase weer via uitwisselingsprogramma’s te regelen.” Het zal niet meevallen om universiteiten en hogescholen op één lijn te krijgen, denkt hij. De belangen tussen Randstad en de grensregio’s en tussen hbo en universiteit, lopen nogal uiteen. “Maar het begint met de vraag wat we willen met internationalisering”, besluit Van den Eijnden. “Daarna moeten we keuzes maken. We lopen in het hoger onderwijs net als op andere terreinen tegen de grenzen van de groei aan. Om met Johan Remkes te spreken: Niet alles kan overal.”