PO
VO

Basisnorm schept duidelijkheid over passend onderwijs

De nieuwe landelijke basisnorm passend onderwijs bepaalt welke lichte ondersteuning scholen in het primair en voortgezet onderwijs leerlingen minimaal moeten bieden. De AOb overhandigde samen met Ouders en Onderwijs het advies vandaag aan staatssecretaris Mariëlle Paul (VVD). “We weten nu allemaal wat er van docenten in de klas wordt verwacht.”

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 11 Minuten om te lezen

basisnorm opgeleverd AOb november 2024

Staatssecretaris Mariëlle Paul (midden) ontving het advies vandaag uit handen van Marieke Boon van Ouders & Onderwijs en Thijs Roovers van de AOb - Beeld: Algemene Onderwijsbond en Annemiek Mommers

Welke lichte ondersteuning moeten scholen minimaal bieden op de drie deelterreinen taal (leesproblemen, spellingsproblemen en dyslexie), hoogbegaafdheid en taak-/werkgedrag. Dat is vastgelegd in de landelijke basisnorm passend onderwijs die de AOb vandaag heeft overhandigd aan staatssecretaris Paul, samen met Ouders en Onderwijs. “Het gaat om aanpassingen die het schoolteam zelf kan doen uit de reguliere bekostiging”, zegt AOb-beleidsmedewerker Roos Bonnemaijers die zich voor de bond voor het advies heeft ingezet. 

Grote verschillen

Op dit moment bestaan er in deze basisondersteuning nog grote verschillen tussen de meer dan zeventig regio’s die in Nederland bestaan voor passend onderwijs in het po en vo. Elke regio beschouwt ‘basisondersteuning’ op zijn eigen manier, omdat samenwerkingsverbanden bij de invoering van passend onderwijs in 2014 zelf mochten vaststellen wat zij eronder verstaan. Het kan dus zijn dat je als leerling bij de ene school meer ondersteuning krijgt dan bij een school in een regio verderop. 

Het advies in een notendop? Download de infographic

De basisnorm moet die verschillen voorkomen en een betere grens trekken tussen hulp die onder de basisondersteuning valt en extra ondersteuning waarbij vaak meer geld en expertise nodig zijn. “Deze basisnorm zorgt ervoor dat we nu allemaal weten wat er van docenten in de klas wordt verwacht”, zegt AOb-voorzitter Thijs Roovers. 

Kamerbrieven

Al minimaal acht jaar pleit de AOb voor het vastleggen van een landelijke norm; in Kamerbrieven, bij politici en in de media. In het voorjaar van 2023 gaf toenmalig onderwijsminister Dennis Wiersma (VVD) vertegenwoordigers van leraren en ouders de opdracht om een ‘uitgewerkte en gedragen landelijke norm voor basisondersteuning’ op te stellen. 

De minister was van mening dat deze groepen als geen ander weten wat er nodig is. Tot dit besluit kwam hij nadat drie eerdere pogingen waren mislukt. Roovers: “Dat het nu wel is gelukt -met breed draagvlak van onder andere de leraren, ouders en werkgevers- is iets waar ik trots op ben. Zeker na eerdere pogingen waarbij de beroepsgroep nauwelijks werd betrokken en die op niets uitliepen.” 

Drie ondersteuningsgebieden

Samen met Ouders en Onderwijs werkte de AOb de drie ondersteuningsgebieden uit waar onderwijspersoneel mee te maken krijgt in de klas. “De minister heeft deze drie gebieden gekozen”, zegt Bonnemaijers. “Leraren zelf gaven daarnaast ook sociaal-emotionele problemen bij leerlingen aan als een urgent onderwerp. We hopen dat we nog een vervolg mogen maken, want we zijn duidelijk nog niet klaar.” 

Leraren zien ook sociaal-emotionele problemen bij leerlingen als urgent onderwerp

Per gebied beschrijft het advies welk beleid in de school aanwezig moet zijn, welke kennis en vaardigheden en met welke ondersteuning. Scholen moeten allereest kunnen herkennen waar leerlingen op vastlopen. Vervolgens kunnen leraren met de leerling en ouders bespreken welke ondersteuning ze kunnen bieden en dit monitoren.

Meedraaien met de klas

Zo kan er van onderwijspersoneel bijvoorbeeld worden verwacht dat ze ‘verlengde instructie’ geven als er sprake is van leesproblemen, met meer verdieping en meer begeleide oefening. In dit advies staat ook per onderwerp een indicatie van ondersteuning die er niet in hoort, bij dyslexie is dat bijvoorbeeld logopedische behandeling of langdurige individuele ondersteuning. Bij het gebied taak-/werkgedrag gaat het om op maat gemaakte individuele ondersteuning. 

Scholen moeten kennis en beleid in huis hebben om deze ondersteuning te bieden. Als scholen de vereiste lichte en kortdurende remediërende ondersteuning bieden kan dat de noodzaak tot zwaardere ondersteuning voorkomen. Zo kunnen scholen ervoor zorgen dat leerlingen die alleen deze ondersteuning nodig hebben kunnen meedraaien met de hele klas. “Het gaat echt om kleine doeltreffende aanpassingen”, zegt Bonnemaijers. “Die moeten haalbaar zijn bovendien; haalbaar in de lessen, in de toetsing, in het schoolgebouw en in de materialen. Het mag geen enorme belasting vormen voor de school. Is het onhaalbaar? Dan verwachten we dat scholen meedenken over een alternatieve oplossing.”

Expertise

Natuurlijk lost de nieuwe norm niet alle problemen in één klap op. Passend onderwijs kan alleen maar een succes worden als de klassen kleiner worden en de werkdruk naar beneden gaat.

Natuurlijk lost de nieuwe norm niet alle problemen in één klap op

Bonnemaijers verwacht ook niet dat het advies veel verandert aan wat scholen nu al aanbieden. “In het advies staat wat het merendeel van de scholen nu al doet”, zegt zij. “Dat ligt nu wel duidelijk vast. Kinderen die méér ondersteuning nodig hebben, komen uit bij het samenwerkingsverband waar de benodigde expertise voorhanden is.” 

Intern begeleiders Jantine Gieteling en Bianca Geerdes, beiden werkzaam op de Nicolaasschool in Schalkhaar, zien veel verschillen in de manier waarop scholen de ondersteuning inrichten. Gieteling: “Alleen al het aantal uren en de inhoud van de taken van ib’ers verschilt per school. Op onze school betekent onze functie dat wij gericht zijn op de kwaliteit van de lessen en het ondersteunen en begeleiden van onze leerkrachten. Er zijn scholen die deze functie anders invullen.” De twee ib’ers denken dat ze met behulp van de basisnorm nog kunnen finetunen op hun school, maar dat ze aan veel vereisten in de praktijk al voldoen. 

Hard werken

De norm zal grenzen bepalen en een duidelijk doel stellen waar scholen naartoe kunnen werken, denken de ib’ers. “De norm bepaalt zowel het minimale als het maximale van wat haalbaar is. Er zal niet veel rek meer inzitten. Ik denk dat scholen zelfs hard moeten werken om de basisnorm te halen, want in de dagelijkse praktijk kampen veel scholen met een lerarentekort, Er moet voldoende goed opgeleid personeel zijn dat zich kan ontwikkelen in een professionele en open cultuur binnen een school.”

We hopen dat we nog een vervolg mogen maken, want we zijn nog niet klaar

Het advies beschrijft een ondergrens voor basisondersteuning, benadrukt Bonnemaijers. “We houden scholen niet tegen als ze meer ambitie hebben, maar dan moet er wel draagvlak zijn vanuit het personeel om boven de landelijke norm te werken.” Belangrijk is dat scholen vrij zijn in de manier waarop ze de basisondersteuning inrichten. “De ene school zal een leerling die overprikkeld is een koptelefoon geven, terwijl een andere school de leerlingen in een apart lokaal zet.” 

Voorbereiden

Opleidingen kunnen studenten met de landelijke basisnorm beter voorbereiden op wat er in de klas van ze verwacht wordt. “Lerarenopleidingen maken curricula over wat studenten moeten kennen en kunnen”, zegt Bonnemaijers. “Het beroep verandert en met de norm weten we duidelijker waar een leraar met passend onderwijs aan moet voldoen.” 

Directeur Lobke Vlaming van Ouders en Onderwijs is verheugd dat zij met de AOb overeenstemming heeft bereikt over wat passend onderwijs behelst. “Het is echt tof dat we dit gezamenlijk konden oppakken. Dat het nu af is betekent echt een stap vooruit. Ik hoop dat de politiek snel zorgt dat dit in wetten komt te staan.” 

Ontwikkelingsperspectief

Vlaming sprak onlangs een ouder wiens kind moeite had met taal en rekenen. “Er was sprake van een achterstand, maar de school tuigde een heel ontwikkelingsperspectief op met extra budget en allerlei formulieren. Terwijl wij dachten: dit is echt basisondersteuning waarbij het kind met een remedial teacher aan de slag moet om de achterstand in te lopen.” 
Onduidelijkheid levert veel werkdruk op en ouders zien soms door de bomen het bos niet meer, signaleert Vlaming. “Het is fijn dat ouders nu weten wat er minimaal in een school te vinden moet zijn, want dat kan een hele zoektocht zijn, zo ondervond ik toen ik met een ouder zocht naar de basisondersteuning in de regio. Het duurde al meer dan een half uur en toen hadden we nog niks gevonden.” 

‘Dit zorgt voor duidelijkheid’

Katja van Hees: “Ik wil iedereen helpen, maar soms heb ik gewoon de expertise niet.” Beeld: Annemiek Mommers

Katja van Hees Ajdnik is docent Duits in de bovenbouw van het Graaf Huyn College.

“Dat de bond samen met de ouderorganisatie dit advies mocht oppakken vind ik fijn. We constateren iets met de beroepsgroep, maar komen nu ook zelf met een gedragen advies. Als we dus moeten helpen om ons vak beter te maken, doen we dat graag. Ik verwacht dat het vastleggen van een landelijke basisnorm helderheid gaat geven en hoop dat het goed verspreid wordt. Dit zorgt voor duidelijkheid. Voor alle leerlingen voel ik een groot verantwoordelijkheidsgevoel, je haalt als docent alles uit de kast om leerlingen te bieden wat ze nodig hebben. Ik spreek soms leerlingen aan en help ze dan na de les. Ik wil iedereen helpen, maar soms heb ik gewoon de expertise niet. Nu heb ik toch vaak het gevoel dat ik het dan moet bieden, omdat er niet echt duidelijke afspraken over zijn gemaakt toen passend onderwijs werd ingevoerd. Met de norm kun je beter opzoeken wat je als docent moet bieden in de klas en wanneer je het met andere collega’s moet bespreken. Op onze school stap je eerst naar de mentor en die zoekt als het nodig is contact met de coördinator leerlingenzorg om het probleem te analyseren en voor de uitvoering van passende zorg. Een stap verder is de zorgcoördinator of het samenwerkingsverband. Ik hoop dat we door dit advies meer dezelfde ondersteuning aanbieden door het hele land. Wel moet er nog een vervolg komen, want ik zie voor mezelf nog wel twee belangrijke onderwerpen: taalontwikkelingsstoornis (tos) en leerlingen met gedragsproblemen.” 

‘Deze norm helpt mij grenzen aan te geven’

Ninon Kreutzer: “Soms wordt overschat wat leraren tijdens een les allemaal kunnen doen.” Beeld: Annemiek Mommers

Ninon Kreutzer is vmbo-docent aan het Vakcollege Helmond.

Passend onderwijs wordt vaak bekeken vanuit het perspectief van het kind. Deze basisnorm zorgt ervoor dat het perspectief meer wordt verplaatst naar de docent en houdt beter rekening met het feit dat het geven van een kwalitatief hoogwaardige les al een intensieve bezigheid is. Ik merk dat soms wordt overschat wat leraren tijdens een les allemaal kunnen doen. Stel, je hebt een leerling met een taalontwikkelingsstoornis (tos). Als je deze ondersteuningsbehoefte los ziet van de context van de klas denk je: ‘dit lukt mij wel’. Alleen dan zie je het één-op-één en niet in de context van een hele klas waarbij het toch lastiger is als er meerdere en verschillende ondersteuningsbehoeftes zijn. Of als je een leerling hebt die moeite heeft met impulsbeheersing, dan reageren de andere leerlingen in de klas daar vaak ook op en regelmatig op een ongewenste manier. Soms heb ik leerlingen met complex gedrag waarvan ik denk: hier ben ik niet op toegerust. Dat is voor alle partijen niet wenselijk. Deze norm gaat meer duidelijkheid geven wat er van leraren verwacht kan worden en wanneer er extra ondersteuning nodig is. Het helpt mij en collega’s om grenzen aan te geven en hopelijk zorgt het ervoor dat de werkdruk lager wordt. Dat is nu namelijk een reden voor uitval van docenten. Ik hoop dat dit snel in de wet komt te staan zodat we allemaal weten wat de kaders zijn.”

Wat moeten scholen bieden. En wat niet

De landelijke basisnorm beschrijft voor drie deelgebieden welke ondersteuning scholen wel en niet moeten bieden in het kader van passend onderwijs. Hieronder volgen voorbeelden per deelgebied.

Leesproblemen, spellingsproblemen en dyslexie

WEL: Een team zorgt voor aangepaste lessen en toetsen en zoekt mee naar passende hulpmiddelen die de leerlingen thuis en op school kunnen gebruiken. De hulp die ze bieden is vaak kortdurend en wordt meestal in een klein groepje aangeboden. De lesstof wordt in kleine stappen geoefend en leerlingen behandelen verschillende facetten, zoals klankbewustzijn, technisch lezen en vloeiend lezen.
NIET: Scholen bieden in de basisondersteuning geen logopedische behandeling om de taalontwikkeling te verbeteren en geen langdurige individuele ondersteuning of een ‘traject op maat’. 

Hoogbegaafdheid
WEL:
De school moet hoogbegaafdheid kunnen signaleren en daarbij ook letten op onderpresteren. Verder moet het lesaanbod aangepast kunnen worden, bijvoorbeeld door het te verrijken of door overbodige herhalings- en oefenstof over te slaan. Verder let een school op de socialisatie en persoonsvorming van leerlingen door bijvoorbeeld samenwerkingen tussen leerlingen te organiseren.
NIET: Het aanbieden van voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs en, in het voortgezet onderwijs, het versnellen door een leerjaar over te slaan.


Taak-/werkgedrag
WEL: De school biedt leerlingen die moeite hebben met prikkelverwerking gerichte aanpassingen wanneer dat nodig is. Dit kan bijvoorbeeld door leerlingen instructie te geven over hoe ze stapsgewijs een taak kunnen oppakken. Docenten bespreken met leerlingen die vaak te laat komen hoe ze zorgen dat ze op tijd komen. Leerlingen leren bijvoorbeeld ook hoe ze hun agenda kunnen gebruiken. Leraren helpen met het creëren van routines. Veel van deze ondersteuning kan klassikaal of in kleine groepjes worden aangeboden.

NIET: Individuele ondersteuning aan leerlingen met problemen op het gebied van het taak-/werkgedrag, die zo belemmerend zijn dat deze leerlingen niet in een klassikale setting functioneren.  

Benieuwd naar het hele advies? Download alle documenten hieronder Advies landelijke norm voor basisondersteuning Eindrapportage van het traject om te komen tot een landelijke norm voor basisondersteuning Infographic 

Verder lezen in dossier: