Alle

Bang voor de brugklas

De grootte van het gebouw. Het vaststellen van de pikorde. De overgang naar de brugklas is indrukwekkend, voor sommige leerlingen is het zelfs een hel.

Tekst Lisette Douma - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

43092750060_fc17a6be09_o

Beeld: Typetank

‘Mijn dochter is deze week gestart in de brugklas. Afgelopen maandag begon het al met overgeven voor ze erheen moest, huilen. Ik had het wel verwacht, omdat ze altijd moeite heeft met veranderingen en het loslaten van het oude. Ze heeft op de basisschool een heel goede tijd gehad met veel vriendinnen en op de nieuwe school kent ze niemand. Ze kwam redelijk positief terug. Maar gisteravond begon het weer: “Ik ken niemand, als ik nu verdwaal, tussen de middag niet naar huis.” Ik probeer begrip te tonen en niet al te veel met haar mee te gaan, wat ontspannende grapjes, etc. Maar het vreet nu ook wel aan mij.’

Zomaar een moeder op het forum van Ouders Online. Over een heel gewone stap die jaarlijks ongeveer 190 duizend tieners maken, maar die helemaal niet vanzelf gaat. ‘Wat zijn de eerste maanden op de middelbare school toch een hel voor kinderen’, verzuchtte docent mens & maatschappij Wera de Lange vorig schooljaar in haar Onderwijsblad-column. “Ik zie jaar op jaar dat lieve brave kindertjes zich rotschrikken van een paar heftige kinderen”, licht ze nu toe. “Ieder jaar zit er in mijn eerstejaars mentorklas wel iemand die zo buiten de lijntjes opereert -agressief, druk- waardoor anderen bang voor hem zijn. Andere kinderen vragen zich af: ‘Mijn hemel, gaat dit zo door?’ En ook: ‘Wat wordt mijn overlevingsstrategie?’ Ze gaan op zoek naar een manier om zich veilig te voelen. Als meeloper, als ontloper als struisvogel.”

Ieder jaar zit er in mijn eerstejaars mentorklas wel iemand die zo buiten de lijntjes opereert

Volgens De Lange zit ‘de hel’ niet in de overgang naar die grotere school, waar alles anders georganiseerd is. “De hel zit hem in de onrust, in het vaststellen van de pikorde.” Tegelijkertijd constateert ze: “Ik heb de hel bij mijn eigen zoon helemaal niet gezien toen hij naar het gymnasium ging. Hij vond het allemaal heer-lijk. Dus ik denk dat het nogal verschilt per onderwijstype. Ik kijk naar eersteklassers door de bril van iemand die werkt in de laagste regionen van het vmbo.”

Negatief

Marie Croes, docent Engels, bestudeerde twee jaar geleden als onderzoeksdocent de overgang van de basisschool naar het Spinoza Lyceum (mavo/havo/vwo) in Amsterdam. Zij ontdekte dat de manier waarop leerlingen de overgang naar de middelbare school ervaren, inderdaad verschilt per onderwijstype. “Uit tevredenheidsonderzoeken bleek dat meer dan de helft van onze brugklassers de overgang als ‘erg groot’ ervoer. Ik heb allereerst met een collega onderzocht of ‘erg groot’ iets negatiefs is. Dat bleek in drie kwart van de gevallen niet zo. Voor veel leerlingen betekende ‘erg groot’ vooral ‘erg anders’. Maar voor een kwart van de leerlingen die aangaven dat de overgang erg groot was, betekende dat wel iets negatiefs.”

'Je kunt niet voorkomen dat een nieuwe start lastig is'

Het probleem bleek hem vooral in de hoeveelheid leer- en maatwerk te zitten. “We zagen dat mavo-leerlingen het maken van huiswerk snel onder de knie hebben. Havisten doen daar iets langer over, maar bij hen gaat het ook relatief makkelijk. Vwo’ers blijken de meeste moeite te hebben met het wennen aan maak- en leerwerk”, vertelt Croes.

“Wij zien steeds meer slimme leerlingen die zich lang staande hebben weten te houden op hun verstand, maar die studievaardigheden ontberen en daardoor vastlopen op de middelbare school”, zegt Renate van Leeuwen van Spectrum, een centrum voor zorg en onderwijs dat ook brugklastrainingen geeft. “Sommige slimme kinderen hebben nooit eerder huiswerk hoeven maken en niet geleerd hoe je grote stukken stof tot je moet nemen”, vult Croes aan.

Mentoruren

Vandaar dat het Spinoza het aantal mentoruren per week in de eerste negen weken van de brugklas van één heeft opgehoogd naar twee. “Er kwam daardoor ruimte om het te hebben over hoe zo’n grote school werkt, maar ook over hoe je moet plannen.” Ook hebben ze op het Spinoza geprobeerd wat van de druk aan het begin van het jaar weg te nemen. “We hebben met docenten gesproken: is het echt nodig dat ze zoveel doen in die eerste negen weken? Ook hebben we herkansingsmogelijkheden voor de eerste toetsen gecreëerd. Later in de schoolcarrière kunnen leerlingen niet herkansen, maar om ze meteen hun eerste rapport te laten aftrappen met een 3… Fouten maken mag nu. We willen leerlingen net iets zachter laten landen.”

"Ik had vorig schooljaar een brugklasser die zei: ‘Mevrouw, ik voel me hier echt een lilliputter.’ Dat beeld is wel tekenend”, vertelt Neomi Lotte, docent Nederlands en mentor op het Oranje Nassau College in Zoetermeer. “Verse brugklassers zitten met angsten als: Als ik maar aardig geworden word; als ik de weg maar kan vinden. Voor de zomervakantie hebben wij al een eerste kennismaking op school. Dan zie je al een soort hiërarchie ontstaan van leiders en volgers en zie ik ook al wie ik extra in de gaten moet houden. Het zijn vaak de stillere kinderen die onder mijn vleugels kruipen. Ik probeer ze altijd te laten omdenken. Als ze bijvoorbeeld aangeven dat ze bang zijn te verdwalen, zeg ik ze dat ze verdwalen moeten zien als een avontuur. Ze komen uiteindelijk altijd bij het goede lokaal uit. Zie de omweg als een verkenningstocht, je komt altijd wel iemand tegen aan wie je de weg kunt vragen. Als je dit soort potentiële problemen in de klas al wat luchtiger maakt, wordt het in hun hoofd ook minder zwaar.”

Als je potentiële problemen in de klas wat luchtiger maakt, wordt het in hun hoofd ook minder zwaar

Veilig

“De eenlingen, daarvan breekt mijn hart”, zegt columnist De Lange. “Wat voor leerlingen veel scheelt is of ze medestanders hebben. Ze hebben er maar één of twee nodig om zich veilig te voelen.” Tot die medestander gevonden is, moet je volgens De Lange als docent uitstralen dat de tijd heelt. “Maar dat is voor een twaalfjarige lastig te bevatten”, geeft ze toe. “Het is een variant van pappen en nathouden.”

Dan maar naar de brugklastraining? Die zijn er op tal van plekken in allerlei varianten en in dito prijsklassen. Bij de ene cursus ligt het accent op weerbaarheid en sociale vaardigheid, bij de andere op schoolse vaardigheden. “Bij Brugklas Bikkels geven we de leerlingen praktische tips als wat moet je aandoen en wat zijn goede openingszinnen als je een gesprekje wilt beginnen”, vertelt brugklastrainer Van Leeuwen. “Voor de sociale kant gebruiken we principes uit de cognitieve gedragstherapie. Veel onzekere kinderen hebben automatische gedachten als: Ik kan dat toch niet. Wij willen kinderen leren die gedachten te herkennen en te relativeren.”
“Als zo’n training wat van de spanning weg kan nemen, is het mooi”, zegt Lotte van het Oranje Nassau College. “Aan de andere kant is de middelbare school een eerste stap op weg naar adolescentie. Kinderen zullen in hun latere leven nog heel wat van dit soort stappen moeten nemen en die zullen altijd gepaard gaan met spanning.”

Columnist De Lange is dezelfde mening toegedaan. “Soms kun je iets gewoon niet heel makkelijk maken. Het breekt je hart, maar je kunt het niet voorkomen.” Dat is wat anders dan het negeren. “Zodra zich iets voordoet moet je er wel mee aan de slag, of je nu mentor of docent bent. Want als je het laat lopen, laat je een kind in de stront zakken. Je moet op zoek naar een evenwicht waar een kind mee kan leven. Maar je kunt niet voorkomen dat een nieuwe start lastig is.”