Autonomie van de leraar is kwetsbaar
De autonomie van de leraar is beperkt geborgd en in de praktijk heel kwetsbaar. Dat blijkt uit het proefschrift van jurist Job Buiting. Om de autonomie te verstevigen, ziet hij het Beroepsbeeld Leraar als een belangrijke stap, maar leraren hebben vooral ook een sterke beroepsgroep nodig.
Autonomie is belangrijk voor het plezier in het werk én om kwalitatief goed onderwijs te geven. Hiermee start wetgevingsjurist Job Buiting zijn proefschrift De autonomie van de leraar. Om onderwijs te kunnen afstemmen op de behoeftes van hun leerlingen/studenten, hebben docenten een bepaalde mate van vrijheid nodig. “Het onderwijs kan immers niet geheel in procedures gegoten worden”, schrijft Buiting die in april op het onderwerp promoveerde aan de Radboud Universiteit.
Hij ontdekte dat de autonomie van de leraar nog in de kinderschoenen staat en juridisch beperkt geborgd is. Pas sinds 2017 bevatten sectorwetten bepalingen die de autonomie van de leraar op hoofdlijnen beschrijven. Hoe die speelruimte er in de praktijk uitziet, moet per school in een professioneel statuut worden vastgelegd. “In theorie is dat goed natuurlijk”, vertelt hij, “maar dit maakt de autonomie erg afhankelijk van specifieke scholen en leraren. Dat is heel kwetsbaar.”
Uit een evaluatie van de inspectie in 2022 blijkt dat het professioneel statuut niet leeft: slechts 35 procent van de scholen heeft dit verplichte document opgesteld. “Dus dan kan het juridisch wel zijn vastgelegd, maar als scholen geen ruimte geven of een team heeft geen interesse heeft om afspraken over autonomie te maken, dan sta je als individuele leraar alleen.”
Als niet duidelijk is wat de kaders zijn, kan de leraar zijn autonomie volgens de jurist steeds verder kwijtraken. “Dat maakt het vak onaantrekkelijker”, waarschuwt hij. Dat de autonomie al flink onder druk staat, blijkt ook uit onderzoek van het Onderwijsblad in oktober. De meeste leraren die deelnamen, gaven aan onvoldoende vrijheid te ervaren. Knellende roosters, onnodig veel administratie, opgelegde onderwijsvernieuwing en irrelevante studiedagen waren terugkerende elementen die de autonomie beknotten.
Als leraar heb je een voorbeeldfunctie, maar eigenlijk kun je nergens teruglezen wat dat precies inhoudt
Buiting noemt in zijn proefschrift ook andere voorbeelden. Zo heeft de leraar vrijheid van meningsuiting, maar in de praktijk is vaak onduidelijk waar de grens ligt. “Als leraar heb je een voorbeeldfunctie, maar eigenlijk kun je nergens teruglezen wat dat precies inhoudt. Leraren zijn ontslagen vanwege een kritisch boek of het delen van hun mening op social media”, vertelt hij.
Vaak is een verstoorde verhouding de grondslag voor ontslag en komt de vrijheid van meningsuiting niet meer ter sprake. “Dat zie je door de geschiedenis heen. In de jaren tachtig was Janmaat een prima docent maatschappijleer, maar het ging schuren toen hij de politiek in ging. Als leerlingen en ouders zich ermee gaan bemoeien, dan zie je heel snel de dynamiek ontstaan dat een school zegt: dit is onhoudbaar, we knikkeren die leraar eruit. Persoonlijke of politieke opvattingen hoor je natuurlijk niet mee te nemen in de klas, maar bij veel van dit soort voorbeelden vraag ik me af of het niet anders had gekund. Een school kan ook denken: die frictie hoort erbij, daar moeten we mee omgaan en hier gaan we duidelijk over communiceren naar ouders.”
Bescherm de leraar
Een van de belangrijkste aanbevelingen van Buiting om de autonomie te verstevigen, is het opstellen van een professionele standaard. Met het onlangs vastgestelde Beroepsbeeld Leraar wordt hij op zijn wenken bediend. “Dat dit er nu al is, vind ik heel mooi en verrassend, omdat het naar mijn gevoel nog heel ver weg leek. Het zou goed zijn als de kernwaarden uiteindelijk concreet worden uitgewerkt. Wat hebben leraren bijvoorbeeld nodig aan opleiding, positie in de school of om mee te denken over het curriculum.”
Doordat leraren niet zelf het voortouw nemen om positie te pakken, komt de bal steeds bij het ministerie te liggen
Daarvoor is een sterke beroepsgroep nodig, meent Buiting. “Ik vond het opvallend hoe weinig georganiseerd de leraren zijn op landelijke niveau. Andere beroepsgroepen zoals in de zorg of de advocatuur houden zich al heel lang gezamenlijk bezig met hoe hun vak uitgeoefend moet worden. Doordat leraren niet zelf het voortouw nemen om positie te pakken, komt de bal steeds bij het ministerie te liggen. Het lerarenregister, de onderwijscoöperatie, een nieuw curriculum; het komt vervolgens niet van de grond omdat er geen draagvlak is onder leraren. Een sterke beroepsgroep kan de leraar beschermen en helpen op te komen voor wat zij zelf willen.”
In de aanloop naar het opstellen van het Beroepsbeeld, waarbij duizenden leraren betrokken waren, hebben alle lerarenorganisaties nauw samengewerkt. Een mooie ontwikkeling, aldus Buiting: “Ik hoop dat dit leidt tot het sterker neerzetten van de beroepsgroep.”
De leraar is deskundig
Buiting werkt als wetgevingsjurist bij het ministerie van Volksgezondheid, maar voelt een grote betrokkenheid bij het onderwijs. Als stapelaar doorliep hij alle lagen van het onderwijs; van vmbo tot universiteit. Hij werkte als bestuurslid bij de Landelijke Studentenvakbond en als wetgevingsjurist bij het ministerie van Onderwijs. Twee jaar geleden startte hij Lex Scholaris, een online platform met artikelen om onderwijs en recht voor een breed publiek toegankelijk te maken. “Het onderwerp autonomie van de leraar kwam steeds terug. Bij de studentenvakbond stond ik studenten bij die het niet eens waren met de uitslag van hun tentamen of examen. Vanuit juridisch perspectief is dat interessant omdat procederen geen zin heeft, omdat de rechter ervan uitgaat dat de leraar deskundig is.”
Op het beoordelen van examens gaat Buiting in zijn proefschrift nader in. Hij pleit ervoor om soms een extra moment in te bouwen om een beoordeling te kunnen heroverwegen. “Bij het schooladvies bijvoorbeeld heeft een leraar een enorme machtspositie: hij neemt beslissingen die bepalend zijn voor de hele schoolloopbaan van leerlingen. Daar hoort een mate van verantwoordelijkheid bij. Ik vind dat een leerling en zijn ouders tegen die beslissing officieel in bezwaar moeten kunnen, zodat de leraar aan de hand van het commentaar zijn beslissing kan heroverwegen.”
“Ik beoog het niet te juridiseren”, benadrukt hij. “Het gaat om een laagdrempelige manier van bezwaar maken, waardoor de leraar zelf of misschien het schoolbestuur daar nog eens met een kritische blik naar gaat kijken. In het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs bestaat zo’n mogelijkheid al en dat werkt goed.”
Als leraar wil je niet overal verantwoordelijk voor worden gemaakt
Een leraar kan niet volledig autonoom zijn en dat is ook niet wenselijk, meent Buiting. Het kabinet wil bijvoorbeeld het liefst toe naar een besturingsmodel waarin de leraar en schoolleider meer invloed krijgen over besteding van de middelen. “Dat klink mooi, maar als leraar wil je niet overal verantwoordelijk voor worden gemaakt. Dat je geld krijgt en dit ook weer moet verantwoorden, lijkt me niet te doen.”
Bovendien kost het omvormen van het systeem veel tijd en energie, terwijl er grote problemen zijn die volgens Buiting nu aandacht vragen, zoals het lerarentekort en de grote klassen. “Als je als leraar hierin regie wilt krijgen, moet je zorgen dat je zelf als beroepsgroep de randvoorwaarden duidelijk maakt: hoeveel leerlingen per klas, welke scholing is nodig? Van daaruit kun je gaan duwen richting het ministerie en sneller iets bereiken, dit werkt beter dan afwachten waar de overheid mee komt.”
Het proefschrift ‘Autonomie van de leraar’ is hier te downloaden.