Als je leerling op hol slaat
Fysiek ingrijpen doe je als leraar liever niet. Maar in sommige situaties moet je wel. De vraag wat je dan wel of niet mag doen, is niet te vangen in een protocol.
“Op het moment dat hij mij en andere leerlingen begon te bedreigen en schijnbewegingen maakte waarbij het leek alsof hij wilde slaan, was voor mij de maat vol. Hij moest uit de situatie gehaald worden, hij moest de klas uit.”
Emmy van der Valk, docent op het Vierbeek College, een school voor voortgezet speciaal onderwijs in Oosterbeek, kan zich het voorval nog goed herinneren. Het speelde zich af op een vrijdag in december 2017. Een van haar negen leerlingen, een uit de kluiten gewassen jongen van dertien, had tijdens de pauze bij het voetballen een duw gekregen van een andere leerling en was daar nog steeds boos om. Van der Valk: “Hij gedroeg zich erg onrustig in de klas. Zo verplaatste hij steeds dingen en daagde hij andere leerlingen uit. Ik had hem gevraagd aan een time-outtafel in de klas te gaan zitten, waar hij naar wat muziek op zijn oortjes mocht luisteren, maar dat had geen effect.
In een van de kantoorruimtes op school hebben we hem laten afkoelen, maar het duurde vrij lang voordat hij weer bij zinnen was
Omdat ik bang was dat de situatie zou escaleren, heb ik er toen een paar collega’s bijgehaald. Uiteindelijk hebben we hem verteld dat we hem de klas uit zouden begeleiden en nadat we hadden afgeteld, hebben een collega en ik hem bij zijn onderarm vastgepakt terwijl een andere collega ons van achteren begeleidde. De jongen stribbelde behoorlijk tegen, schold ons uit en probeerde mij te schoppen. In een van de kantoorruimtes op school hebben we hem laten afkoelen, maar het duurde vrij lang voordat hij weer bij zinnen was.”
Dergelijke incidenten kunnen overal in het Nederlandse onderwijs voorkomen, maar de kans daarop is wat groter in het speciaal voortgezet onderwijs en dan vooral op scholen met leerlingen die kampen met psychiatrische stoornissen en gedragsproblemen, zoals het Vierbeek College in Oosterbeek. “Wat wij regelmatig merken”, zegt Corine van Helvoirt van het Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs (Lecso), “is dat leraren willen weten wat ze wel en niet mogen doen in een bedreigende situatie met een leerling.”
Daarop is volgens Van Helvoirt geen klip-en-klaar antwoord te geven, omdat het heel erg afhangt van de situatie. “Zo mag je een kind in principe niet slaan, maar als een leerling een andere leerling met een mes of een pistool bedreigt en jij slaat op zijn arm om de situatie meester te worden, wordt het toch anders. Sterker nog, je moet dan handelen omdat de veiligheid van andere leerlingen in het geding is en jij daar als leraar verantwoordelijk voor bent.”
Conflict
Ook Wim van Schaik, directeur van het Vierbeek College, herkent dat bepaalde situaties niet in een protocol te vangen zijn. “Soms vragen collega’s weleens om lijstjes van situatiebeschrijvingen en een daarop aangepaste aanpak, maar dat werkt gewoon niet. Ja, bij het gebruik van alcohol en drugs is het nog wel te doen, maar in het geval van een klap van een leerling, maakt het nogal uit of de leerling die bewust geeft of onbewust omdat hij zich probeert los te rukken.”
Het allerbelangrijkste is dat je als leraar na zo’n incident kunt uitleggen waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt
Om leraren enige duidelijkheid te geven en om scholen te helpen een goed protocol op te stellen heeft het Lecso vorig jaar samen met Stichting School & Veiligheid en het Nederlands Jeugdinstituut de richtlijn ‘Fysiek beperkend handelen en/of vrijheidsbeperkende maatregelen binnen het onderwijs’ opgesteld. Van Helvoirt: “Het allerbelangrijkste is dat je als leraar na zo’n incident kunt uitleggen waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt.” Verder zou in een protocol beschreven moeten worden wat onacceptabel grensoverschrijdend gedrag van leerlingen is, maar ook wanneer fysiek ingrijpen proportioneel en noodzakelijk is.
Ontoelaatbaar
Maar wanneer is fysiek ingrijpen proportioneel en noodzakelijk? Ook die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden, stelt Floor Wijnands van de Onderwijsinspectie. Hij schreef samen met een collega-jurist een artikel over de toelaatbaarheid van fysiek handelen tegen leerlingen door onderwijspersoneel dat in oktober 2015 verscheen in vaktijdschrift School en wet. Daarin wordt gesteld dat het fysieke ingrijpen een didactisch of pedagogisch doel moet hebben.
Daarnaast mag er volgens de auteurs alleen ingegrepen worden als de veiligheid van de omgeving in het geding is. Wijnands: “Maar als de situatie uit de hand loopt en partijen in de rechtszaal belanden, dan is het uiteindelijk de rechter die bepaalt of het handelen van de leraar in kwestie toelaatbaar of ontoelaatbaar is.
Daarbij komt ook nog dat de leraar persoonlijk verantwoordelijk is voor zijn handelen. Je kunt je als leraar voor de rechter niet verschuilen achter eventuele tekortkomingen van je werkgever, de school.” Wijnands vindt wel dat scholen hun personeel zo goed mogelijk moeten toerusten. “Investeer daarin, stel een goed protocol op en schenk er regelmatig aandacht aan in specifieke teamtrainingen.”
We oefenen dit als docenten op elkaar zodat we ook ervaren wat een leerling op zo’n moment voelt
Op het Vierbeek College zit dat wel snor, vindt directeur Van Schaik. “We werken hier op school met een protocol waarin we afspraken en procedures hebben vastgelegd. Daarnaast zijn er intern een aantal train-de-trainers actief die vijf keer per jaar een op maat gemaakte training verzorgen voor het overige personeel. Die training bestaat vooral uit het aanleren van allerlei de-escalerende technieken, want daar moet bij zulke situaties altijd het accent op liggen. Maar als er dan ingegrepen moet worden, dan willen we dat dit zo humaan mogelijk gebeurt.”
Daarom krijgt het onderwijspersoneel ook les in bepaalde technieken waarmee een leerling ‘begrensd’ kan worden.
Emmy van der Valk heeft die trainingen al vaak bijgewoond. “Behalve die ene techniek die wij bij die lastige leerling hebben we toegepast, is er ook nog een waarbij we iemand met zijn drieën naar de grond werken. We oefenen dit als docenten op elkaar zodat we ook ervaren wat een leerling op zo’n moment voelt. Alles is er daarbij op gericht dat dit zonder pijn en zonder letsel gebeurt.”
Dat een school als het Vierbeek College veel aandacht besteedt aan deze thematiek lijkt vrij logisch. Toch pleiten Van Helvoirt en Wijnands ervoor dat ook scholen met minder complexe leerlingen hun onderwijspersoneel voorbereiden op dergelijke incidenten. Van Helvoirt: “De maatschappij wordt ingewikkelder, met meer vechtscheidingen, vluchtelingenkinderen met trauma’s, armoedeproblematiek en kansenongelijkheid. Die maatschappelijke problemen komen ook de klas in.”
Wijnands vindt dat scholen met een complexe leerlingpopulatie hun personeel ook de tools moeten geven. “Praat er op zijn minst samen over, bepaal wie fysiek gaan optreden, stel een achterwacht in en zorg voor een afkoelruimte waar een leerling onder begeleiding kan bijkomen.”
Tussen Van der Valk en haar leerling is het helemaal goed gekomen. “Toen hij weer bij zinnen was, hebben we er samen over gesproken. Hij had spijt van zijn daden en heeft later in de klas aan de andere leerlingen ook uitgelegd wat er precies gebeurde in zijn hoofd. Uiteindelijk is er een signaleringsplan opgesteld waarin specifiek wordt beschreven wat in zijn geval de beste aanpak is bij bepaald gedrag. Hij heeft aangegeven dat hij de volgende keer het liefst meteen de klas uitgaat naar een prikkelarme ruimte. Dat heeft hij sinds dat incident al een paar keer gedaan.”
Van der Valk blijft er vrij rustig onder. “Natuurlijk heeft zo’n incident wel impact en ben ik er ’s avonds ook nog mee bezig. Maar dan ben ik meer aan het bedenken waar dat gedrag vandaan komt en wat ik de volgende keer anders kan doen. Nee, wakker lig ik er zeker niet van, maar dat komt ook omdat er goede nazorg is op school. Ook voor ons docenten.”